Mierenegel
Groep : op het land levende
zoogdieren
In
een land van ongewone zoogdieren is de
mierenegel wel ��n van de vreemdste. Hij behoort
tot een kleine groep eieren leggende zoogdieren
die 'monotremen' worden genoemd. Hun voorouders
kwamen al voor in de tijd van de dinosaurussen.
De fantastische graafkracht, de beschermende
stekels en het flexibele gedrag verklaren hoe de
mierenegel zich heeft kunnen handhaven en het
meest voorkomende inheemse zoogdier van
Australi� is geworden.
Het gedrag van de mierenegel is sterk
afhankelijk van het plaatselijke klimaat. Hij
heeft weinig zweetklieren en een lage
lichaamstemperatuur. Wanneer deze boven de 35
graden Celsius uitstijgt, zal het dier vrijwel
zeker sterven. Daarom foerageert hij tijdens de
zomer en in hete woestijnen meestal in het
donker, maar is hij op besneeuwde bergen vaak
overdag actief. Het solitaire en
niet-territoriale dier heeft een leefgebied van
ongeveer tweehonderd hectare. Hierbinnen
bevinden zich gewoonlijk verschillende
schuilplaatsen. Om aan aanvallers te ontsnappen
rolt de geheimzinnige mierenegel zich op. Soms
graaft hij zich snel in met zijn vier poten in
de zachte bodem.
Australi� is rijk aan mieren en termieten. Ze
vormen het grootste deel van het menu van de
mierenegel, naast wormen, kevers en
verschillende insectenlarven. Voor iets groters
is in de kleine bek van het dier geen plaats.
Hij gebruikt zijn lange voorklauwen om
termietenheuvels en mierenhopen uit te graven.
Daarnaast vormt hij met de stekels op zijn kop
oortrompetjes, waarmee hij zachte geluidjes van
zijn prooien kan opvangen. Dan gebruikt hij zijn
achttien cm lange, kleverige tong om zijn
slachtoffers op te likken.
Tijdens de winter snuffelen mannetjes naar door
ontvankelijke vrouwtjes verspreide geurstoffen.
Achter een vrouwtje vormt zich een 'treintje'
van vier tot vijf mannetjes die allemaal hopen
met haar te mogen paren. Na de paring met ��n
van hen gaat het stel een tweetal dagen later
weer uit elkaar. Na ongeveer tien dagen komt het
jong te voorschijn, dat zich met de hulp van een
speciale eitand door de leerachtige schaal heeft
gewerkt. Het klimt terug in de harige buidel en
drinkt melk aan een tepel van de moeder. Na zo'n
twee maanden brengt de moeder haar kleintje naar
een hol en komt het om de paar dagen voeden. Met
zeven maanden wordt het jong niet meer gezoogd
en gaan de oogjes open. Dan verlaat de moeder
haar kleintje voorgoed.
Door de schuwe manier van leven weet niemand
hoeveel mierenegels er nog over zijn. De
problemen begonnen in de achttiende eeuw met de
introductie van honden en katten in Australi�.
In Australi� zijn inmiddels maatregelen genomen
om dit bijzondere zoogdier te beschermen.
|