Rubriek : De
mens -
geschiedenis
Het moderne imperialisme
In de loop van de
achttiende eeuw was Frankrijk grote gebieden buiten Europa aan
Groot-Brittanni� kwijtgeraakt. Na 1800 begonnen de Fransen te
streven naar nieuw koloniaal bezit. Het begon in 1830 in Afrika,
met de bezetting van Algiers. Van daaruit veroverden de Fransen
geleidelijk heel Algerije. De aanleg van het Suez-kanaal
(1859-1869), die onder Franse leiding en met Frans kapitaal
plaatsvond, gaf Frankrijk de gelegenheid invloed in Egypte te
krijgen. Engeland blokkeerde dit echter, mede om de route naar
India te beveiligen. Frankrijk maakte zich toen meester van
Madagascar en begon daarna ook vanuit Senegal op te dringen.
Grote delen van West- en Midden-Afrika kwamen in Franse handen.
Het liefst zouden de Fransen ook nog Soedan hebben bezet, maar
dat zou zeer waarschijnlijk een oorlog met Engeland tot gevolg
hebben gehad. En Frankrijk wilde, met het oog op wraak voor de
in 1870 tegen Duitsland geleden nederlaag, liever Engeland als
bondgenoot. In 1881 maakte Frankrijk zich nog meester van Tunis
en vervolgens van Marokko. Belgi� verkreeg in 1908, dankzij de
activiteiten van koning Leopold II, het Kongo-gebied.
Het streven dat na 1880 bestond toen grote mogendheden zich
koloni�n probeerden te verwerven en een groot rijk of imperium
op te bouwen, noemt men het moderne imperialisme. Het moderne
imperialisme werd enerzijds veroorzaakt door een gevoel van
nationalisme, en anderzijds doordat de industri�le revolutie ook
in andere landen dan Engeland aan de gang was. Er ontstond een
algemene behoefte aan grondstoffen en afzetgebieden. Duitsland
verwierf in Afrika enkele gebieden, waaronder Togo en Kameroen.
Itali� verwierf in 1885 Eritrea en Somaliland, en in 1911 Libi�.
In Abessini� werden de Italianen echter smadelijk verslagen. In
Azi� waren Groot-Brittanni� en Nederland aanvankelijk de enige
koloniale mogendheden. In India was de Sepoy-opstand van 1857
voor de Engelse regering aanleiding, het bestuur over India aan
zich te trekken.
Rusland, dat in de zeventiende eeuw al grote delen van Siberi�
had veroverd, maakte zich in 1860 meester van Wladiwostok en
greep de Bokser-opstand in China van omstreeks 1900 aan, om
Mantsjoerije te bezetten. Het Russische verlangen naar ijsvrije
havens bracht strijd met Turkije en Perzi�. In 1885 lijfden de
Russen Turkestan in. In 1907 kwam het tot een afbakening van de
Russische en Britse invloedssferen in Perzi�.
Onder Napoleon III was ook Frankrijk in het Verre Oosten een
imperialistische politiek begonnen. Saigon en Cambodja werden
Frans gebied, net als in 1885 Annam en Tonkin. De Britten
bezetten daarop Birma, terwijl Siam als bufferstaat werd
gebruikt. China had eeuwenlang dezelfde politiek van afsluiting
tegenover vreemde invloeden gevolgd als Japan. De
handelscontacten tussen China en Europa werden tot een minimum
beperkt. De westerse mogendheden leken echter niet buiten de
grenzen van China te kunnen worden gehouden. In een oorlog over
de opium-invoer tussen Groot-Brittanni� en China behaalden de
Engelsen zonder veel moeite de overwinning. China was gedwongen
enkele havens voor de Britten open te stellen. Na een hernieuwd
conflict, twintig jaar later, werden opnieuw enkele Chinese
havens opengesteld. In 1894 kwam het tussen China en Japan tot
een oorlog over het bezit van Korea; weer was China de
verliezer. Het ingrijpen van de westerse mogendheden maakte het
Japan echter onmogelijk, zijn overwinning uit te buiten.
Voor de geboden hulp moet China natuurlijk wel betalen, in de
vorm van allerlei voorrechten voor de grote mogendheden. Ondanks
alles behield China toch een vrij grote mate van
zelfstandigheid. Soen Jat-sen, een Chinees die
westers onderwijs had genoten, zette zich in om China te
hervormen. Hij richtte de Kwomintang op, de Volkspartij, met
drie beginselen : nationale verheffing, volksheerschappij en
volkswelzijn. Na een aantal mislukte pogingen had zijn streven
in 1911 succes. De Republiek China werd uitgeroepen, met Soen
Jat-sen als president. lang kon hij zich niet handhaven. China
onderging maar betrekkelijk weinig invloed van de moderne
westerse techniek en van de westerse manier van denken. Totaal
anders was dat in Japan, waar een heel andere ontwikkeling was
begonnen met keizer Moetsoe-Hito (1868-1912). Voordat hij aan de
macht kwam, was Japan nog een middeleeuwse staat. De sjogoen,
een soort hofmeier die in Tokyo verbleef, had alle macht. De
keizer of mikado woonde in het afgelegen Kyoto. Hij genoot
verering als afstammeling van de zonnegod en bemoeide zich niet
met wereldse zaken. Moetso-Hito echter schoof de sjogoen opzij,
verhuisde naar Tokyo en trok alle macht naar zich. Hij besefte
dat Japan, als het niet in een volkomen van het westen
afhankelijke positie wilde raken, de westerse techniek en het
westers kunnen moest overnemen, en dat liefst zo snel mogelijk.
De eigen godsdienstige en zedelijke waarden moesten echter
onaangetast blijven. Japan is in deze opzet heel goed geslaagd.
Reeds voor 1900 werd Japan beschouwd als de achtste grote
mogendheid ter wereld. De snelle overwinning die Japan in 1894
op China behaalde, deed iedereen verbaasd staan. Maar het effect
van de zege van de Japanners in 1904-1905 op de Russen ging als
een schokgolf door de wereld. De Russen verloren zowel te land
als ter zee. Port-Arthur werd ingenomen. Bij de Vrede van
Portsmouth moest Rusland in het Verre Oosten heel wat aan macht
inboeten.