Rubriek :
Historische figuren
Mohandas (Mahatma) Gandhi
Gandhi, Mohandas
Karamchand (Porbandar 2 okt. 1869 - New Delhi 30 jan. 1948),
bijgenaamd: Mahatma (= Groot van ziel), Indisch volksleider,
stamde uit een ambtenarenfamilie, die behoorde tot een
koopmanskaste in Kathiawar (West-India). Gandhi studeerde in
Engeland rechten. In 1893 als advocaat naar Natal vertrokken,
kwam hij daar op voor de rechten van in Zuid-Afrika
ge�mmigreerde Indi�rs. Als vele Indi�rs nam hij na kennismaking
met de westerse cultuur datgene daaruit op wat zich met het
beste in het Indische denken en voelen liet verenigen. Zo kwam
hij tot een gelouterd neo-hindoe�stische levensbeschouwing,
bereid om veel traditionele uiterlijkheden op te geven en
strijdend tegen uitwassen van het traditionalisme. Als ideaal
stelde Gandhi zich: een tot het uiterste vasthouden aan de
waarheid, dit is God; hem volledig dienen in zelftucht en
zelfloutering; onverdroten strijd tegen het kwaad zonder haat
tegen hem die het bedrijft. In Zuid-Afrika begon hij een actie
van zgn. lijdelijk verzet (satyagraha, vasthouden aan de
waarheid) tegen als onrechtvaardig beschouwde
overheidsmaatregelen tegen de hindoes. Deze strijdmethode werd
bepaald door het oude Indische beginsel van ahimsa, dit is
universele liefde jegens, en steun aan al wat leeft. Volgens
Gandhi zal ahimsa hem die haar toepast, onweerstaanbare macht
geven, goodwill doen kweken, het goede in de tegenstander tot
leven doen komen en het goede over het boze doen zegevieren.
Door vrijwillig leed en alle consequenties van een 'weerloos
verzet' te aanvaarden ontneemt een aanhanger van de satyagraha
aan zijn tegenstander het object van zijn geweld. Gandhi had in
zoverre succes dat de Indians Relief Act (1914) de immigranten
politieke rechten toekende.
In 1914 naar India teruggekeerd stichtte Gandhi in 1915 bij
Ahmadabad (Gujarat) een werkgemeenschap op wereldbeschouwelijke
grondslag (Asjram), een oude Indische instelling met
gemoderniseerde doelstellingen zoals hij ook al in Zuid-Afrika
onder de naam Phoenix had opgericht. Hoewel hij aanvankelijk
voor samenwerking met de Engelsen en zelfbestuur van India
binnen het British Empire was, brachten de drastische
maatregelen van de Britse overheid in 1919 hem in verzet. Hij
beval een hartal (algemene treurdag: vasten, bidden, sluiten van
zaken) aan als uiting van protest: onbedoelde gevolgen hiervan
waren onlusten en bloedvergieten (o.m. te Amritsar). Na het
overlijden van Tilak (1920) werd Gandhi politiek leider van de
nationalisten (zie Congrespartij). Als zodanig streefde hij naar
non-co-operation onder boycot van buitenlandse goederen en
verheffing van de inheemse arbeid - alles op grondslag van
ahimsa. In dit economisch-sociale streven, dat steeds op
religieuze en ethische beginselen gefundeerd bleef, nam hij ook
propaganda voor het zelfspinnen op: niet alleen om de arme
boeren een aanvullend middel tot levensonderhoud te geven, maar
ook om een ide�le band van sympathie tussen al zijn volgelingen
te kweken. Vanwege een lijdelijke ongehoorzaamheidscampagne, die
tegen zijn bedoelingen tot bloedige onlusten aanleiding gaf,
werd hij tot gevangenisstraf veroordeeld. Toen hij in 1923 in
vrijheid werd gesteld, was zijn invloed geslonken: zijn ideaal
van samenwerking tussen hindoes en moslims bleek niet te
verwezenlijken, evenmin toepassing van satyagraha door een
miljoenenmassa. De leiding van de Congrespartij kwam in meer
radicale handen (Jawaharlal Nehru). In 1930 werd wederom een
satyagraha-actie ondernomen. Na een nieuwe gevangenneming en
vrijlating nam Gandhi deel aan de Londense Rondetafelconferentie
(1931) ter bespreking van politieke hervormingen. Doordat het
Congres ondertussen tegen de Engelse regering bleef ageren, werd
Gandhi in 1932 wederom gevangengenomen. Nu ging hij over tot
'hongerstaking', teneinde de 'kaste'-hindoes te bewegen de
outcasts rechten toe te staan en de regering te beletten de
hindoes in beide groepen gescheiden te houden. Deze
hongerstaking herhaalde Gandhi later nog verscheidene malen.
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog nam Gandhi geen
duidelijke houding aan, maar in 1942 bracht hij het Congres
ertoe een resolutie aan te nemen waarbij onmiddellijke
be�indiging van het Britse gezag werd gevraagd. Er volgde
wederom een arrestatie. Kort na het verkrijgen van de
zelfstandigheid (1947) werd Gandhi, die zich bij de verdeling in
India en Pakistan had neergelegd en hindoes en moslims wilde
verzoenen, door een lid van de extremistische hindoe Mahasabha
doodgeschoten.
Gandhi's enorme invloed is vooral te verklaren uit zijn
idealisme, zijn beroep op oude elementen van het hindoe�sme en
zijn gezag als mahatma. Hij onderschatte echter de zwaarte van
zijn taak en schoot als politicus (wat hij niet wilde zijn) te
kort door een gebrek aan werkelijkheidszin. Velen die een groot
respect voor hem hadden, konden hem in de praktijk niet volgen;
anderen beoordeelden 'de man van de godsdienst' naar het
onvolledige succes van zijn activiteit; weer anderen verweten
hem dat zijn idealisme hem niet van compromissen afkerig maakte.