Orde van
de monotremata
Dit is de oudste orde van de zoogdieren. Het
wijfje van deze dieren heeft geen eierstokken.
Ze legt, in tegenstelling tot alle andere
zoogdieren, twee of drie eieren van ongeveer
twee cm doorsnede. De eieren worden gelegd in
een nest (vogelbekdier) of in een soort zak, die
iets lijkt op de buidel van de buideldieren
(mierenegel). De snaveldieren hebben een plomp
lichaam met korte poten en met nagels aan hun
tenen. Die tenen kunnen omgeven zijn door een
vlies, zoals bij het vogelbekdier. Het
vogelbekdier kan zwemmen met zijn voorpoten en
graven met zijn achterpoten. Bij de mierenegel
zitten de tenen los van elkaar. Het lichaam van
het vogelbekdier is bedekt met een zachte vacht
en de mierenegel heeft stekels.
Het vogelbekdier heeft op zeer jonge leeftijd
een paar kiezen, maar de mierenegel heeft
helemaal geen tanden. Het vogelbekdier heeft een
bek die uitloopt in een plat stuk huid, dat
lijkt op de snavel van een eend. Het mannetje
heeft in de huid van zijn achterpoten
gifklieren. De lichaamstemperatuur kan
schommelen tussen tien graden en veertien graden
Celsius, zonder dat het dier daar schade van
ondervindt. Het vogelbekdier kan zestig cm lang
worden, met inbegrip van de twintig cm lange
staart. De mierenegel is 45 cm lang. De dieren
van deze orde leven alleen in Australi�, op
Nieuw-Guinea, en Tasmani�. De snaveldieren
worden onderverdeeld in twee families : de
vogelbekdieren en de tachiglossidae.
|