De
Narwal
De
narwal of Monodon monoceros. Grootte :
lichaamslengte mannetje vier tot vijf en een
halve meter (de stoottand niet meegerekend).
Gewicht : 1200 tot 1600 kg. Wijfjes iets
kleiner. Uiterlijk : een vette, ronde walvis met
korte borstvinnen, rugvin laag of ontbrekend. De
kop is kort, met een kleine bek en een bolrond
voorhoofd. Rugzijde is grijs en, evenals de
staartvin, gemarmerd met donkere bruingrijze
vlekken, die bij het ouder worden lichter
worden. Vinnen, flanken en buikzijde bleker. Het
jeugdkleed is niet gevlekt. Mannetjes hebben ��n
spiraalvormig gedraaide tand (zelden twee), een
uitgegroeide hoektand, die wel twee meter of nog
langer kan worden. Ze wordt zelden bij wijfjes
aangetroffen. Er zijn geen andere functionele
tanden; de prooi wordt gegrepen met de harde
kaakranden.
Verspreidingsgebied : vroeger wijd verbreid in
het noordpoolgebied, thans zeldzaam in
toegankelijke delen van de Europese, Aziatische
en Alaskaanse sectoren, nog vrij talrijk in het
Canadese deel van het noordpoolgebied, zelfs
aangetroffen in het pakijs vlak bij de
noordpool. Verdwaalde narwals kwamen tot de
Engelse en Duitse Noordzeekust. Op 11 maart 1922
strandde een exemplaar op het Kamperzand tussen
Elburg en Kampen; dit dier was vermoedelijk bij
de achtervolging van een school haringen uit de
koers geraakt. Van de Belgische kust is geen
enkele vondst bekend.
In de Canadese en Groenlandse wateren schat men
de aanwezige populatie op tenminste tienduizend
dieren. Elders is hij door plaatselijke bejaging
verdreven uit ondiepe zee�n. Narwals zijn niet
schuw en kunnen daardoor gemakkelijk gevangen
worden in netten op met de harpoen bejaagd. Zij
hebben de mens in het Hoge Noorden lange tijd
van vlees en traan voorzien; de huid, die als
een speciale lekkernij wordt beschouwd, blijkt
een niet onbetekenende hoeveelheid vitamine C te
bevatten, zoals recent onderzoek heeft
aangetoond. Jaarlijks worden nog steeds
honderden narwals door Canadese en Groenlandse
eskimo's gevangen aan de rand van het ijs. Van
de stoottanden, die door mannetjes worden
gebruikt om te imponeren bij de hofmakerij en in
gevechten met rivalen, wordt gezegd dat deze
hebben ge�nspireerd tot het ontstaan van de
legende van de eenhoorn. Narwals voeden zich met
pijlinktvis, platvis en schaaldieren, die
voornamelijk in diep water worden gevangen. Het
enige jong (zelden twee) wordt in de nazomer
geboren, is dan 1,6 meter lang en weegt ongeveer
tachtig kg. Wijfjes werpen waarschijnlijk om de
drie jaar.
|