Nevelpanter
Groep : op het land levende
zoogdieren
Als
enig lid van het geslacht Neofelis is de
nevelpanter, net als zijn hoger levende neef de
sneeuwpanter uit de Himalaya, zeldzaam en heeft
hij een mythische status. Met zijn fraai
gevlekte vacht vermengt de kleur van de
nevelpanter zich perfect met het vlekkerige
licht van het Aziatische regenwoud. Met zijn
lenige lijf beweegt hij zich soepel door de
bomen en hij kan zelfs met ��n klauw aan een tak
blijven hangen. Toch hebben zijn uitgesproken
camouflagetekening en schuwe levensstijl hem
niet tegen jagers kunnen beschermen.
De nevelpanter leeft het liefst in het
regenwoud, al komt hij ook voor in met
struikgewas begroeid gebied in Nepal en in de
mangrovemoerassen op Borneo. Omdat hij voor
tijdens de nacht actief is, laat deze wilde kat
meestal geen sporen achter en wordt hij zelden
waargenomen. Hij is heel lenig en houdt zich
schuil in de bomen, waar hij wacht tot er prooi
voorbij komt. Overdag gebruikt hij de bomen
meestal als rustplaats. Met zijn sterke, brede
poten grijpt hij de takken en gebruikt zijn
lange staart voor het evenwicht. Zo kan hij
razendsnel zelfs met zijn kop naar beneden uit
een boom klimmen. Zijn krachtigste wapen zijn
vier vlijmscherpe snijtanden, die perfect
geschikt zijn om vlees te verscheuren.
Door zijn schuwe karakter is er weinig bekend
over de voortplantingsgewoonten van deze kat in
het wild. In gevangenschap is hij monogaam en
men vermoedt dat hij in het wild meestal
solitair leeft en alleen samenkomt om te paren.
De paring kan op elk moment van het jaar
plaatsvinden. Zo'n drie maanden later werpt het
vrouwtje een nest van hooguit vijf welpen op een
geschikte, afgelegen plek, zoals de holte van
een boom. Met vijf weken krijgen ze van hun
moeder les in jachttechniek. Ze speent de
welpen, die met negen maanden onafhankelijk
zijn, tot ongeveer vijf maanden. Met ongeveer
twee jaar kunnen de jongen zich voortplanten.
De nevelpanter eet allerlei soorten prooi. Hij
vergaart zijn voedsel bij voorkeur op de grond,
al grijpt hij ook geregeld onoplettende dieren
uit een boom. Boven aan zijn menu staan kleine,
veel voorkomende dieren zoals vogels, kleine
herten zoals de muntjak, en andere kleine
zoogdieren zoals knaagdieren. Vooral apen,
makaken, gibbons en kleine orang-oetans eet hij
graag. Bij gelegenheid pakt hij ook grote herten
en zelfs de stekels van een stekelvarken of de
slagtanden van een wild zwijn schrikken hem niet
af. Ligt er een boerderij op zijn weg, dan doodt
hij de kippen of neemt hij een geit mee.
Er zijn naar schatting amper 10.000 nevelpanters
over in het wild en dat aantal neemt gestaag af.
Belangrijkste oorzaak is de aantasting van het
leefgebied (regenwoud), als gevolg van
ontbossing voor landbouwgrond. De internationale
handel van het dier of delen ervan is verboden.
Ook is hij in het grootste deel van zijn
verspreidingsgebied beschermd.
|