Rubriek :
Historische figuren
Nicolaus Copernicus
Copernicus, Nicolaus,
gelatiniseerde naam van Niklas Koppernigk (Tor�n, Polen, 19
febr. 1473 - Frauenburg 24 mei 1543), stichter van het
Copernicaanse (heliocentrische) wereldbeeld en daarmede
grondlegger van de moderne astronomie. Hij studeerde
aanvankelijk (vanaf 1491) te Krakau wijsbegeerte en geneeskunde,
maar legde zich ook toe op astronomie en wiskunde. Zijn oom
Lucas Waczenrode, bisschop van Ermeland, had hem echter een
kerkelijke functie toebedacht, liet hem tot kanunnik aan het
domkapittel te Frauenburg verkiezen en stuurde hem voor verdere
training naar Bologna om er kerkelijk recht te studeren (1497).
In 1500 gaf hij astronomische voordrachten te Rome, studeerde
vervolgens geneeskunde te Padua en rechtswetenschap te Ferrara,
waar hij een doctorstitel in het kerkelijk recht behaalde
(1503). Van 1506 tot 1512 was hij als arts te Heilsberg
werkzaam. In 1512 vestigde hij zich definitief in het
domkapittel te Frauenburg. Als vicaris-generaal en bestuurder
van de goederen van het bisdom zorgde hij dat de koning van
Polen de bezittingen teruggaf die hij aan de ridders van de
Duitse Orde had ontroofd. Belangrijk waren zijn
herleidingstabellen van alle in het koninkrijk gangbare munten.
Gedurende zijn verblijf in Itali� was reeds zijn belangstelling
gewekt voor de zgn. idee�n van Pythagoras, die een van de sinds
Ptolemaeus algemeen gangbare voorstellingen sterk afwijkende
theorie van het zonnestelsel inhielden. Bij Copernicus vestigde
zich de overtuiging, dat niet, zoals door Ptolemaeus geleerd
was, de aarde zich in het middelpunt van het heelal bevond en
zon, planeten en sterren om haar heen cirkelden, maar dat dit
middelpunt door de zon gevormd werd, terwijl de aarde, evenals
de andere planeten, zich in een cirkelbaan om de zon bewoog. Om
de onregelmatige bewegingen van de planeten te kunnen verklaren
moest Copernicus echter toch weer terugvallen op het systeem van
epicykels en leidcirkels, al had hij er minder nodig dan
Ptolemaeus. Deze heliocentrische theorie en uitvoerige
argumentaties daarvoor zijn door Copernicus beschreven in zijn
grote werk De Revolutionibus orbium coelestium (Over de
omwentelingen der hemellichamen), dat in 1530 reeds in hoofdzaak
gereed was en waarin hij ook uitvoerig betoogt dat de aarde om
haar as wentelt. Hij kon er echter niet toe besluiten zijn boek
uit te geven. Wel publiceerde hij enige stellingen en werd de
inhoud van zijn werk bekend door een uitgebreid verslag, dat
Joachim Rhaeticus ervan gaf (dit verslag werd in 1540 bekend
onder de naam Narratio prima). Pas enige jaren voor zijn dood
wisten zijn vrienden Copernicus over te halen tot publicatie; de
eerste exemplaren van zijn gedrukte werk bereikten hem op zijn
sterfbed. De uitgever, Osiander te Leipzig, had echter uit vrees
voor theologische bezwaren van de zijde van de kerk een
gewijzigd voorwoord geschreven, waardoor hij het liet voorkomen
dat Copernicus zijn theorie�n slechts als hypothesen bedoeld
had. Een onveranderde tweede druk werd te Basel in 1566
uitgegeven, een derde druk met verklaringen verscheen te
Amsterdam in 1617. In 1616, toen het conflict tussen het nieuwe
wereldbeeld en de kerkleer zich ten gevolge van Galilei's
publicaties toespitste, werd Copernicus' werk op de Index
geplaatst.
Copernicus verrichtte te Frauenburg ook astronomische
waarnemingen. Met het oog op een voorgenomen verbetering van de
kalender hield hij zich tevens speciaal bezig met een
nauwkeurige bepaling van de omlooptijden van zon en maan. Deze
bepalingen hebben later (eind 16de eeuw) ook als grondslag
gediend voor de bekende kalenderhervorming van Gregorius XIII.
Pas in het begin van de 18de eeuw zou het verbod van 1616 worden
opgeheven.