Nieuwguinese slanghazelworm
De
Dibamus novaeguineae leeft in bossen en wordt
tot dertig cm lang.
Alle drie soorten van dit geslacht zijn blinde,
pootloze hagedissen, die zijn aangepast aan een
gravende levenswijze. Het lichaam is wormvormig
en de ogen en oren zijn bedekt met huid. De
neusgaten liggen in een vergrote schub op de
punt van de snuit, de tanden zijn klein en naar
achteren gekromd. Het mannetje heeft stompjes
als resten van achterpoten, die hij om het
wijfje klemt bij de paring. Slanghazelwormen
graven zowel in rottend hout als in de grond.
Er is weinig bekend over hun levensgewoonten.
Men heeft eieren met een harde schaal gevonden
in de humus van tropische wouden, die
waarschijnlijk van deze wormen afkomstig zijn.
|