Rubriek :
Historische figuren
Nikita Chroesjtsjov
Chroesjtsjov, Nikita
Sergejevitsj (Kalinovka, Oekra�ne, 17 april 1894 - Moskou 11
sept. 1971), Sovjet-Russisch staatsman, werkte als slotenmaker
in industriecentra van de Donetsstreek. Na de revolutie van 1917
sloot hij zich bij de bolsjeviki aan en vocht mee in de
burgeroorlog. Daarna verrichtte hij vnl. propagandistisch werk.
Sinds 1931, toen hij districtssecretaris te Moskou werd, maakte
Chroesjtsjov een snelle carri�re.
1. Politieke loopbaan
In 1934 werd hij lid van het Centraal Comit� van de
Communistische Partij, in 1939 lid van het Politburo. Gedurende
de grote zuivering van de jaren dertig toonde Chroesjtsjov zich
een ijverig volgeling van Stalin, die hem in 1938 tot eerste
secretaris van de Oekra�ense partijorganisatie bevorderde. Als
zodanig was hij medeverantwoordelijk voor de val van enkele
prominente Oekra�ense communisten, die na 1956 door hem zelf
postuum werden gerehabiliteerd. Gedurende de Tweede Wereldoorlog
was Chroesjtsjov o.a. betrokken bij de verdediging van
Stalingrad. Daarna hervatte hij zijn werk in de Oekra�ne.
Als lid van het Politburo en sinds 1949 ook als secretaris van
het Centraal Comit� was Chroesjtsjov betrokken bij de vitale
beleidskwesties van de naoorlogse tijd. In de strijd van
rivaliserende groepen aan de partijtop ging hij aanvankelijk met
Malenkov en Beria mee. Reeds in 1951 echter deden zich tussen
hem en de beide genoemden spanningen voor. Zijn plan om de
kolchozen in de zgn. agrosteden samen te voegen, kon daarom ook
niet worden doorgezet, ofschoon Chroesjtsjov tot het laatst in
de gunst van Stalin zou blijven.
2. Collectief leiderschap
Na de dood van Stalin in maart 1953 profiteerde
Chroesjtsjov al spoedig van tegenstellingen binnen het
driemanschap Malenkov-Molotov-Beria, en werd hij eerste
secretaris van het Centraal Comit� (medio maart 1953). Vanuit
deze sleutelpositie ging hij Malenkov bestrijden en
bewerkstelligde in febr. 1955 diens aftreden. Chroesjtsjov, toen
al de machtigste man in de Sovjet-Unie, vormde nu met
minister-president Boelganin het befaamde 'B & C-koppel'.
Een nieuwe crisis in het stelsel van collectief leiderschap deed
zich voor toen Chroesjtsjov met Molotov en Kaganovitsj in onmin
raakte. Het was dan ook mede de bedoeling van zijn op het 20ste
congres van de Communistische Partij in febr. 1956 gehouden
sensationele (geheime) rede over Stalins wanbeleid, waarin hij
de strijd tegen de persoonsverheerlijking aanbond
(destalinisatie), zijn rivalen als zondebokken van het politieke
toneel te laten verdwijnen. Dit lukte hem toen echter nog niet.
Toen Chroesjtsjovs veelal onstuimige en ondoordachte koers met
name op het terrein van de buitenlandse politiek ernstige
tegenslagen had geboekt (de Poolse crisis en de Hongaarse
opstand in de herfst van 1956), zagen zijn verzwakte
tegenstanders de kans schoon om tegen hem een aanval te
ondernemen.
Toen Chroesjtsjov in juni 1957 in het Politburo in de minderheid
was geraakt, kon hij slechts zijn positie redden door een
bliksemsnel bijeenroepen van het Centraal Comit�, waarin hij wel
een betrouwbare meerderheid had. Het leger (maarschalk Zjoekov)
heeft Chroesjtsjov toen voor de ondergang bewaard. De
overwinning op de zgn. antipartijgroep kwam in maart 1958 tot
uiting in de afzetting van Boelganin, waarna Chroesjtsjov naar
het voorbeeld van Stalin de ambten van eerste partijsecretaris
en minister-president in zijn persoon verenigde.
3. Persoonlijk bewind
De periode 1958-1964 was het tijdvak van Chroesjtsjovs
persoonlijk bewind, dat in menig opzicht aan Stalins dictatuur
herinnerde, doch in werkelijkheid veel zwakker en labieler was.
Hij bleek niet bij machte een doelbewuste en werkelijk
vooruitziende politiek te voeren. Zijn streven om op basis van
vreedzame co�xistentie tot een duurzame ontspanning met het
Westen te komen, werd doorkruist door onbezonnen daden, zoals
het vestigen van raketbases op Cuba (zie Cuba: geschiedenis),
dat in okt. 1962 bijna een wereldconflict veroorzaakte. Aan de
andere kant leidde zijn gematigde koers tot een steeds scherper
conflict met de Chinese partij, die hem als 'revisionist' en
'lakei der imperialisten' bestreed.
Analoge moeilijkheden deden zich intussen ook op het terrein van
de binnenlandse politiek voor. De decentralisatie in de
nijverheid, agrarische ontginning van maagdelijke steppegronden
in Centraal-Azi� en de opvoering van de productie van
verbruiksgoederen liepen ten dele op een volledige mislukking
uit. De welvaartsstijging in de Sovjet-Unie werd bovendien
belemmerd door het ambitieuze ruimtevaartprogramma. Voorts dient
gewezen te worden op de stelselmatige godsdienstbestrijding en
uitingen van antisemitisme, die voor een belangrijk deel aan de
persoonlijke bemoeienis van Chroesjtsjov te wijten zijn.
4. Val
Met name onder de Sovjetintelligentsia en in de
partijkringen nam in de loop der jaren de ontevredenheid toe.
Ten slotte ging de oppositie in de partijleiding, door Mikojan,
Brezjnev, Soeslov, Kosygin e.a. aangevoerd, tot actie over. Door
middel van een verrassingsmanoeuvre werd Chroesjtsjov in okt.
1964 op een zitting van het hoogste partijcollege gedwongen zijn
ambten neer te leggen. Met het oog op de publieke opinie en de
buitenlandse geestverwanten zag men van een stelselmatige
verguizing van zijn persoon af. In 1970 kwam hij opnieuw in het
wereldnieuws toen zijn memoires op de westerse boekenmarkt
werden gelanceerd.
5. Postume waardering
Nadat men in de Sovjet-Unie jarenlang officieel over
Chroesjtsjov gezwegen had, werd hij in de era-Gorbatsjov als
historische figuur weer bespreekbaar, ook in positieve zin. Met
name zijn destalinisatie-beleid krijgt een positieve waardering.
In 1988 publiceerde zijn zoon Sergej eigen memoires, waarin de
gebeurtenissen rond de val van Chroesjtsjov nader worden
belicht. Chroesjtsjov ligt begraven op het befaamde
Novodjevitsji kerkhof in Moskou (grafmonument van Neizvestny).