De
Noord-Amerikaanse bever
De
Noord-Amerikaanse bever is een knaagdier, net
als de rat en de eekhoorn. Orde : Rodentia -
familie : Castoridae - geslacht : Castor en
soort : Castor canadensis.
De Noord-Amerikaanse bever, het op ��n na
grootste knaagdier ter wereld, heeft een stevig
en gespierd lichaam en krachtige poten. Geen
ander zoogdier, ook de mens niet, besteedt
zoveel tijd en aandacht aan het bouwen van zijn
huis. Elke groep bevers heeft een eigen deel van
een beek of meer, omringd door bossen, en bouwt
een complex netwerk van dammen, kanalen en
burchten. Naarmate de hoofddam vorm krijgt raakt
het land erachter overstroomd. Zo ontstaat een
poel waar zich een groot deel van het leven van
de bevergemeenschap afspeelt.
Bevers voeden zich met bladeren, scheuten,
twijgen en boombast, vooral van espen, esdoorns,
berken, populieren en wilgen. Ze negeren de
harde buitenbast en scheuren deze af om de
zachte binnenkant te bereiken. Tijdens de zomer
knabbelen de bevers aan de stengels van
waterlelies en andere planten in de poel. Aan
het einde van de zomer verzamelen ze twijgjes en
takken. De voorraad kan meer dan 1000 kg wegen
en biedt een constante aanvoer van voedsel in de
winter. Het grootste deel wordt opgegeten door
jonge bevers. Oudere dieren leven op hun
vetreserves.
Bevers leven in kleine familiegroepen van een
paar, dat een heel leven bij elkaar blijft, en
soms wel tien jongen van verschillende
leeftijden. Ze verdedigen hun poel tegen andere
bevers en markeren hun territorium met een
muskusachtige substantie, die castoreum word
genoemd. De paring vindt plaats in de winter,
wanneer de poel meestal bevroren is. Tussen
april en juni brengt het vrouwtje in een
nestkamer met boombast en houtsnippers twee tot
vier jongen ter wereld. Bij hun geboorte zijn de
kleintjes ongeveer 38 cm lang. Ze hebben hun
ogen geopend en een zachte vacht. De jongen
worden na twee maanden niet meer gezoogd, maar
blijven twee jaar bij hun ouders. Daarna kunnen
ze tot wel tien kilometer trekken om zich bij
een andere kolonie te voegen of er zelf een te
vestigen.
Overdag rusten bevers in een hol in de
rivieroever of in een burcht van boomstammen,
takken, modder en stenen. Burchten worden
meestal in het midden van de poel gebouwd als
extra bescherming tegen roofdieren, zoals
wolven, beren en lynxen.
In de achttiende en negentiende eeuw werden veel
bevers om hun kostbare bont afgeslacht. In de
negentiende eeuw werden elk jaar meer dan
100.000 pelzen verhandeld. Bevers werden ook
gedood vanwege de schade die ze aanbrachten aan
de bomen de oevers van de rivieren en binnen 150
jaar was de soort uit een groot deel van
Noord-Amerika verdwenen. Door wettelijke
bescherming kunnen bevers inmiddels weer
terugkeren naar hun oude leefgebieden.
|