| 
													
															Noordamerikaanse graafslangen
 
  Graafslangen
															van het geslacht Chionactis (in de Verenigde
															Staten shovel-nosed snakes genoemd) worden
															aangetroffen in de zuidwesthoek van
															Noord-Amerika waar ze voorkomen in dorre,
															zanderige of rotsachtige woestijngebieden. Onder
															de aanpassingen voor een leven onder de grond
															bevinden zich gladde glanzende schubben en een
															afgeplatte kop. Deze slangen zijn klein,
															gewoonlijk minder dan dertig cm lang, en voeden
															zich met ongewervelde dieren zoals schorpioenen,
															spinnen en krekels, en de larven van kevers,
															enzovoort. Er worden twee soorten erkend. Beide
															zijn roomkleurig of geel en hebben een reeks
															zwarte ringen op de rug. Sommige hebben
															bovendien secundaire ringen die afhankelijk van
															de soort of ondersoort zwart of rood zijn. Van
															de westelijke graafslang worden vier
															ondersoorten erkend, van de Sonora-graafslang
															twee. 
													
														
															
																Chionactis occipitalis, de westelijke
																graafslang- C.o.annulata, de graafslang uit de
																Coloradowoestijn
 - C.o.klauberi, de Tucson-graafslang
 - C.o.occipitalis, de Mojave-graafslang
 - C.o.talpina, de Nevada-graafslang
														
															
																Chionactis palarostris, de Sonora-graafslang
																(zie foto)- C.p.organica, de Organ Pipe-graafslang,
																wordt aangetroffen in het uiterste
																zuidwesten van Arizona, voornamelijk in het
																Organ Pipe Cactus National Monument, en in
																naburige delen van Sonora, Mexico.
 - C.p.palarostris : komt alleen in Mexico
																voor.
 
													
														C.palarostris is de kleurrijkste van de twee en
														heeft brede rode zadels tussen de zwarte ringen.
														C.occipitalis heeft kleinere rode zadels, maar
														bij sommige populaties, bijvoorbeeld
														C.o.occipitalis uit de Mojavewoestijn, zijn deze
														zadels geheel afwezig. Omdat ze dezelfde
														gewoonten hebben en oppervlakkig gezien op
														elkaar lijken, worden ze samen behandeld.Het zijn woestijnslangen waarvan het leefgebied
														onder meer bestaat uit zandlagen die rond droge
														rivierbeddingen kunnen worden aangetroffen en
														grintachtige en rotsachtige woestijngebieden,
														typisch cactusland. Het houden van beide soorten
														is uiterst plezierig. Ze hebben een zandlaag van
														ongeveer vijf cm nodig waarin ze zich kunnen
														ophouden en een dieet van krekels, larven,
														enzovoort. Een klein deel lijkt niet graag
														krekels te eten en wordt snel mager; in dit
														geval probeert u ander voedsel totdat er een
														acceptabel dieet is gevonden. Ondanks hun
														woestijnachtergrond hebben ze altijd drinkwater
														nodig, anders drogen ze snel uit. Sommige
														exemplaren geven er de voorkeur aan van de
														zijwanden van het terrarium te drinken nadat
														deze besproeid zijn. Een temperatuur van
														ongeveer 25-30 graden Celsius lijkt geschikt,
														een temperatuurgradatie door een
														verwarmingskabel of -kussen wordt aanbevolen. Ze
														kunnen met een peilstift betrekkelijk
														gemakkelijk worden gesekst en fokken zou
														mogelijk moeten zijn. Wel moet er dan een
														vochtige onderlaag worden aangebracht waarin de
														eieren kunnen worden gelegd.
 Deze slangen lenen zich goed voor een
														natuurlijke inrichting van hun onderkomen
														waarbij rotsen, cactusskeletten en levende
														planten gebruikt kunnen worden. Ook kunnen ze
														voorzicht met andere woestijnreptielen in een
														ruimte worden gehouden, bijvoorbeeld met
														geringde gekko's, aangezien ze geen neiging
														vertonen gewervelde dieren te eten tenzij deze
														veel kleiner zijn dan zijzelf.
 Vanwege hun gravende levensstijl zijn ze niet
														altijd zichtbaar. Ze zijn altijd 's avonds
														actief, ongeacht of het terrarium verlicht
														wordt.
 C.palarostris is ongetwijfeld de
														aantrekkelijkste soort, maar ook de moeilijkst
														verkrijgbare. In haar verspreidingsgebied wordt
														ze beschermd omdat dit gebied in het Organ Pipe
														Cactus National Monument ligt. Alle vormen zijn
														aantrekkelijk en interessant, en het feit dat er
														weinig bekend is over deze soort, vooral met
														betrekking tot hun voortplanting, zou haar
														aantrekkingskracht alleen groter moeten maken.
 |