De
Noordelijke butskop
De
noordelijke butskop of Hyperoodon ampullatus.
Grootte : lichaamslengte bij mannetjes tot 9,5
meter, bij wijfjes zeven tot acht meter. Een
zeven meter lang wijfje woog bijna drieduizend
kg; er zijn exemplaren van zesduizend tot
negenduizend kg bekend. Uiterlijk : een dikke,
behoorlijk in het vlees zittende, middelgrote
walvis; blauwgrijs, donkerbruin of zwart aan de
bovenkant, lichter op de borst en de buik;
bolvormig voorhoofd, een korte, duidelijk
afgebakende snavel. Een vrij grote, achterwaarts
gebogen rugvin, die ver naar achter op de romp
zit. Twee kleine, cilindrische of gedeeltelijk
ovale tanden in de punt van de onderkaak, alleen
bij oudere mannetjes zichtbaar. De oude
mannetjes hebben een sterk ontwikkeld 'water'hoofd.
Verspreidingsgebied : een soort van de koele
noordelijke Atlantische wateren, in de zomer
naar het noorden verbreid tot aan de ijsrand -
tot ver in het noordpoolbekken - en in de winter
naar het zuiden tot Florida, de Kaapverdische
eilanden en zuidelijker. Gewoonlijk niet in de
kustwateren; er zijn aan beide zijden van de
Atlantische Oceaan gestrande dieren gemeld. Er
zijn ook twijfelachtige meldingen uit het
noorden van de Grote Oceaan. Van de Nederlandse
kust zijn zeventien strandingen bekend, de
laatste uit 1958, bij Vlissingen. Van de
Belgische kust slechts een paar strandingen.
Door meer dan een eeuw bejaging door Canadezen,
Schotten en Noren is dit het best bekende lid
van zijn familie. Er bestaan waarschijnlijk
verschillende populaties, die in het voorjaar
tot in het noordpoolgebied trekken om zich te
voeden met het overvloedige zomer-plankton. In
het najaar zetten ze weer koers naar het zuiden.
Bejaging vindt voornamelijk in de zomer plaats,
als de walvissen vet worden. Zij stranden
meestal in de nazomer en de herfst, vooral
tijdens de trek naar het zuiden. De noordelijke
butskop voedt zich voornamelijk met pijlinktbis
(in de maag van ��n butskop vond men de resten
van niet minder dan tienduizend inktvissen),
maar pakt ook op de bodem levende ongewervelde
dieren (zeesterren, zee komkommers, enzovoort)
en diepzeeharingen. De wijfjes werpen in april,
waarschijnlijk om het jaar. De jongen, die bij
de geboorte drie meter lang zijn, blijven
minstens een jaar bij de moeder. Levensduur
waarschijnlijk meer dan 35 jaar. Hoewel met
tussenpozen bejaagd, wordt deze soort momenteel
niet ernstig met uitsterven bedreigd.
|