De
noordelijke zeeolifant
De
noordelijke zeeolifant of Mirounga
angustirostris. Grootte : mannetje
lichaamslengte 5 tot 6,5 meter; gewicht van
grote, volwassen mannetjes 3000 tot 4000 kg.
Wijfje vee kleiner : drie tot vier meter lang en
gewicht tot ongeveer duizend kg. Uiterlijk : een
zeer grote, olifantsgrijze rob, gelijkend op
zijn zuidelijke tegenhanger, misschien iets
kleiner. Volwassen mannetjes hebben een hangende
slurf, die boven hun bek zit, die ze opblazen
als ze zich bedreigd voelen en gebruiken bij het
maken van resonerende geluiden.
Verspreidingsgebied : werpt jongen op eilanden
ter hoogte van Zuid-Californi� en Baja
California, verspreid over nabijgelegen eilanden
en, zeldzamer, op eilanden onder de kust, naar
het noorden zover als Alaska.
Noordelijke zeeolifanten verlaten hun gewone
verblijfplaatsen op de eilanden in de herfst en
de vroege winter. Volwassen mannetjes duiken
weer op in december, als het weer nog koel is.
De dominerende bullen bezetten plaatsen op het
strand, waar de wijfjes zich bij hen voegen als
ze uit zee opduiken; in januari en februari
vormen ze kleine, wisselende harems van wel een
dozijn koeien, waar andere mannetjes met geweld
worden buiten gesloten. De jongen, die tussen
januari en maart worden geboren, hebben zij
gedurende zes tot acht weken lang bij zich en
zwemmen ermee in de branding tijdens de laatste
fasen van de zoog- en speenperiode. De paring
vindt plaats is januari of februari; de
volwassen dieren duiken weer op in het late
voorjaar en de zomer om te verharen. Deze soort
werd in de negentiende eeuw bijna tot uitroeiens
toe bejaagd. Naar men zegt resteerde tegen het
begin van de jaren negentig een populatie van
niet meer dan twintig dieren. Nu ze onder
bescherming zijn geplaatst, is de populatie
inmiddels tot een geschat aantal van 30.000 of
meer toegenomen.
|