Rubriek : De
mens - algemeen
De Noormannen
In het noorden van
Europa, in het tegenwoordige Noorwegen, Zweden en Denemarken
leefden, nog weinig beroerd door de Romeinse beschaving of het
christendom, de Noormannen. Hun godsdienst en hun politieke en
maatschappelijke ordening waren niet veel veranderd sinds de
tijd dat Caesar de Germanen over de Rijn had teruggedreven. De
Noormannen leefden in grote of kleine stamverbanden, bestuurd
door de Volksvergadering, die over oorlog en vrede besliste.
Alleen in tijd van oorlog
konden
aanvoerders op grond van persoonlijke eigenschappen een positie
verwerven, die wat op die van een koning leek. In vredestijd
schaarden de op avontuur beluste jonge mannen zich om een leider
en trokken naar die streken waar er wel oorlog werd gevoerd.
Omstreeks 800 was er sprake van overbevolking. Toen trokken tal
van edelen met hun gevolg van dappere mannen op hun schepen erop
uit. Soms hadden ze wat koopwaar aan boord, maar vaak ook niet.
In beide gevallen gingen ze grif tot roof en plundering over,
als ergens een inheemse bevolking niet tot krachtig verzet in
staat bleek te zijn.
Op hun tochten kwamen de Noormannen soms heel ver. Over de
Oostzee trokken ze Rusland binnen, hun schepen over de rivieren
voortroeiend tot ze niet verder konden. Dan tilden ze hun
vaartuigen uit het water en droegen ze naar een volgende
vaarweg. In westelijke richting voeren de Noormannen zelfs de
Atlantische Oceaan over en bereikten via Ijsland Noord-Amerika.
De landen rondom de Noordzee hadden erg van hen te lijden, zelfs
diep landinwaarts, want de Noormannen gingen met hun schepen
soms heel ver stroomopwaarts de rivieren op. Met name in de
negende eeuw begonnen de plundertochten van de Noormannen een
ware plaag te worden.
Kort voor de dood van Karel de Grote waagden ze
zich in de nabijheid van een Gallische stad, waar de keizer zich
juist bevond. En ofschoon ze niet aan land durfden te gaan, was
de Karolingische heerser diep geschokt. Hij vreesde dat de
Noormannen voor zijn rijk in de toekomst een ernstig gevaar
zouden inhouden. De Noormannen wilden niet alleen maar
plunderen. Net als de Germanen van de volksverhuizingen wilden
ze zich het liefst ergens blijvend vestigen. Zo ging een aantal
van hen wonen op de Friese kusten. Een deel van Noord-Nederland
heeft een tijdlang onder het bewind van de Noormannen gestaan.
In 789 vond de eerste rooftocht op Engeland plaats. De rijke
kloosters van Lindisfarne en Wearmouth waren sindsdien meer dan
eens het doelwit van hun plunderingen. Ook werden steden als
Londen en Canterbury beroofd. Sinds 851 bleven er Denen in
Engeland overwinteren. In het algemeen vermeden de Denen een
directe veldslag, maar als het niet anders kon, gingen ze de
strijd niet uit de weg. Dan bleken ze werkelijk geduchte
tegenstanders te zijn, met hun pantserhemd en hun anderhalve
meter lange zware strijdbijl. Na veel strijd ging in Engeland
koning Alfred tenslotte akkoord met de blijvende vestiging van
de Denen in zijn land, ten oosten van de lijn Londen-Chester, de
zogeheten Danelaw. De Deen Knoed de Grote (1017-1035) regeerde
over een rijk dat Engeland, Denemarken en Noorwegen omvatte,
maar het viel spoedig uiteen.
De Noormannen ontmoetten bij hun invallen in Frankrijk slechts
zelden veel tegenstand. In 845 voeren ze zelfs de Seine op tot
bij Parijs. Een vrij groot aantal Noormannen vestigde zich in de
omgeving van de Seine. De Frankische koning kon weinig anders
doen dan zich bij de bestaande toestand neerleggen en Rollo de
Noorman tot zijn leenman maken. Het gebied heette sindsdien
Normandi�. Vanuit dit gebied heeft een aantal Noormannen zich in
de loop van de elfde eeuw nog gevestigd in Zuid-Itali� en op
Sicili�. Hertog Willem van Normandi� eiste zijn rechten op de
Engelse kroon op en stak in 1066 over naar Engeland. Als
Willem de Veroveraar besteeg hij daar de troon.
(foto : een teruggevonden Vinkingschip in het museum van Oslo)