Rubriek :
Kruiden en specerijen -
overzicht
Olijf
Olea
europaea.
Het is aan een toevallige mutatie te danken dat in de grijze
oertijd de eerste boom met eetbare olijven kon ontstaan. De
huidige olijfbomen zijn de door mensenhand vermenigvuldigde
nakomelingen van deze boom. De olijfboom wordt zes tot acht
meter hoog en heeft takken zonder dorens. In de bloeitijd, in de
maanden mei en juni, is de olijfboom overdekt met kleine,
geelachtige witte bloempjes die een heerlijke geur verspreiden.
De tot vier cm lange, donkerpaarse vruchten, zo geheten
steenbessen, worden tussen november en januari geoogst. In
vroegere tijden werden de olijven alleen gebruikt om er olie uit
te persen. De vruchten die we thans gebruiken waren in die tijd
onbekend.
Tegenwoordig wordt de olijfboom in alle landen rondom de
Middellandse Zee als verbruiksplant aangeplant. De ingelegde
groene olijven zijn onrijpe en de donkerpaarse tot zwarte
olijven zijn de rijpe vruchten. Ze worden beide graag gebruikt
bij voorgerechten en in salades. Olijven horen bij warme
gerechten, bijvoorbeeld gebraden gevogelte, gestoofde groenten
en op de pizza. Uit rijpe olijven wordt olijfolie geperst, een
proces waarbij de vruchten niet worden verwarmd. Olijfolie is
geel- tot groenachtig en heeft een fijne smaak en geur. De uit
olijven gewonnen tafelolie wordt wel maagdenolie genoemd; de
vruchten worden daarvoor slechts licht geperst. Het na het
persen overblijvende residu wordt industrieel productief
gemaakt. De olijfboom groeit in het Middellandse-Zeegebied,
Voor-Azi�, India en in Afrika. De boom kan zeer oud worden. De
olijven bevatten tot ongeveer twintig procent waardevolle olie.
Behalve als voedingsmiddel wordt olijfolie ook veelvuldig voor
medicinale en technische doeleinden gebruikt. Itali� en Spanje
zijn de grootste producenten van olijfolie.