Rubriek : De
mens - algemeen
De onderwerping van Itali�
De
inwoners van Rome waren vanaf het vroege begin voortdurend in
strijd met de naburige stammen en volkeren. Een tijdlang zelfs
hebben ze onder vreemde overheersing gestaan. Dat was tijdens de
regering van de laatste koningen, Tarquinius Primus en
Tarquinius Superbus, die uit Etruri� afkomstig waren. De
Etruri�rs of Etrusken of Tusci bewoonden het gebied dat nu nog
altijd hun naam draag : Toscane. Ze hadden zich in de tiende
eeuw voor Christus in Itali� gevestigd. Naar alle
waarschijnlijkheid waren uit afkomstig uit Klein-Azi�. Ze
woonden in steden, die in een los verband samenwerkten. Hun
beschaving was hoog ontwikkeld en vertoonde een sterke hang naar
weelde en genot. Op de Romeinse zeden en gewoonten hebben de
Etruseken een niet onbelangrijke invloed uitgeoefend. Zowel Rome
als Latium, de streek waarin Rome lag, had omstreeks vijfhonderd
voor Christus het juk van de Etrusken afgeschud. Rome en andere
Latijnse steden sloten kort daarop een bondgenootschap, de
Stedenbond. Deze Stedenbond was niet alleen tegen de Etrusken
gericht, maar ook tegen de uit het oosten opdringende stammen.
Een kleine eeuw later had Rome duidelijk haar positie zozeer
versterkt, dat ze een begin kon maken met het verder uitbouwen
van haar macht. De stadstaat Rome kon dit des te gemakkelijker
doen, omdat de Etrusken steeds moesten strijden tegen de vanuit
het noorden opdringende Galli�rs of Kelten. Dit volk, dat in
talloze groeperingen en stammen was verdeeld, was afkomstig uit
Zuid-Duitsland en Oost-Frankrijk. Daar de Galli�rs voortdurend
in aantal toenamen, schoven ze langzaam in zuidelijke en
zuidwestelijke richting op. Vooral in de periode van 450-300
voor Christus waren ze bijzonder actief. Ze trokken de Alpen
over en vestigden zich in Noord-Itali�. De volkeren van Itali�
waren zeer beducht voor hen, want de Galli�rs waren erg
vechtlustig en zagen er ontzagwekkend uit. Ze hadden lang, ruig
hoofdhaar en droegen bonte, bestikte kleren. Ze betraden het
slagveld helemaal naakt, voorzien van een lang zwaard, een dolk,
een lans en een schild.
De Romeinen, die de Galli�rs nog niet van nabij kenden, zagen
eigenlijk neer op deze barbaren. Toen een afdeling Galli�rs naar
Rome oprukte, vond men het dan ook niet de moeite waard,
maatregelen van belang te nemen. Zorgeloos trokken de Romeinen
op tegen de vijand, die zich had belegerd bij Allia, een
zijriviertje van de Tibere. In 390 voor Christus vond daar de
slag plaats tussen de Galli�rs en de Romeinen. De Galli�rs
ondernamen een zo woeste stormaanval, dat het Romeinse leger
meteen al onder de voet werd gelopen. Vervolgens trokken ze op
naar Rome, dat door de bewoners op het bericht van de nederlaag
bij Allia in allerijl was verlaten. Slechts de weerbare mannen
waren achtergebleven. Die hadden zich teruggetrokken op het
Capitool, de burcht die binnen de stadsmuren op de Capitolijnse
heuvel gelegen was.
De Gallische krijgers vonden de stadspoorten open en Rome zelf
verlaten. Behoedzaam gingen ze de stad binnen, maar toen ze daar
bijna niemand meer aantroffen, sloegen ze aan het plunderen.
Daarna staken ze de stad in brand. Enkele dagen later bestormden
ze het Capitool, maar werden steeds opnieuw teruggeslagen.
Daarop gingen ze over tot een beleg, met de bedoeling de
bezetting van de burcht uit te hongeren.
Intussen hadden de Romeinen, die na de Slag bij de Allia
gevlucht waren, nieuwe moed gekregen. Ze wisten een andere
Gallische legerbende te verslaan en besloten daarna het Capitool
te gaan ontzetten. Deze burcht was echter tot nog bijna
gevallen. De Galli�rs hadden namelijk een steil en moeilijk pad
ontdekt dat omhoog naar de burcht voerde. Tijdens de nacht
beklom een aantal krijgers de heuvel en slaagde erin de top te
bereiken. De Romeinen hadden aan deze mogelijkheid nooit gedacht
en zelfs de schildwachten sliepen. De heilige ganzen echter, die
aan de godin Juno waren gewijd, begonnen luidkeels te snateren
en iedereen werd wakker. Het Capitool was gered.
Kort daarop begonnen de Romeinen onderhandelingen met de
Galli�rs te voeren. De Galli�rs trokken weg, nadat de Romeinen
een fikse schatting aan goud hadden betaald. Rome werd herbouwd
en het leger werd beter georganiseerd. Enige tijd later brak er
strijd uit met de andere steden van Latium, die waarschijnlijk
bang waren geworden voor de groeiende macht van Rome. Het verzet
was tevergeefs. Rome won en hief in 338 voor Christus de
Stedenbond op. Capua, de grootste stad van Campani�, sloot zich
in 343 voor Christus vrijwillig bij Rome aan. Rome raakte nog in
oorlog met de Samnieten, maar omstreeks 290 voor Christus was
dit volk overwonnen.
Rome was toen meester in bijna heel Itali�. Alleen de Griekse
steden in het zuiden waren nog niet onderworpen. Toen Rome,
opdringend in die richting, in botsing kwam met de Griekse stad
Tarente, riepen de Griekse steden de hulp in van Pyrrhus, de
koning van het in Noordwest-Griekenland gelegen Epirus. Deze
Pyrrhus was uiterst eerzuchtig. Het liefst wilde hij in de
voetsporen van Alexander de Grote treden. Dus kwam hij met een
leger van 25.000 man en 20 krijgsolifanten naar Itali�. Na
aanvankelijk twee overwinningen op de Romeinen te hebben
behaald, werd hij in 275 voor Christus bij Beneventum verslagen.
Heel Itali� stond toen onder heerschappij van Rome.