Orde van de onevenhoevigen
Onevenhoevigen zijn hoefgangers met aan de
voorpoten en achterpoten een oneven aantal
tenen. Bij sommige is het aantal tenen alleen
oneven aan de achterpoten (tapirs). De maag
bestaat uit één enkele holte. De onevenhoevigen
eten uitsluitend planten. De paardachtigen en de
tapirachtigen hebben een volledig gebit. Voor de
paardachtigen is de gebitsformule 3143/2143 en
voor de tapirachtigen 3143/3133. De neushoorns
daarentegen kunnen zowel een volledig als een
onvolledig gebit hebben, met als gebitsformules
2143/1143 of 0043/0033.
De vrouwtjes hebben gewoonlijk één paar tepels
in de liesstreek. Ze baren bijna altijd één jong
per keer. De neushoorns hebben middenop hun kop
één horen of twee horens. De voorste horen is
het meest ontwikkeld en kan wel 1,40 meter lang
worden. Neushoorns zijn zeer groot, soms tot
twee meter hoog en vijf meter lang. De
paardachtigen en neushoornachtigen komen voor in
Afrika en Azië, de tapirachtigen alleen in
Zuid-Azië, op de Aziatische eilanden en in het
midden van Zuid-Amerika.
De orde van de onevenhoevigen omvat
verschillende families, maar slechts weinig
geslachten. Er is maar één geslacht
paardachtigen, één geslacht tapirachtigen en er
zijn vier geslachten neushoornachtigen, die in
totaal dertig soorten onevenhoevigen omvatten. |