Rubriek : De
								mens - algemeen
						
								Het ontstaan van Rome
							
						
							Volgens de legende
								zou Aeneas, die in de Ilias na Hector de dapperste held van de
								Trojanen wordt genoemd, na de inname van Troje door de Grieken
								zijn weggevaren. Na vele omzwervingen op de Middellandse Zee
								landde hij in Itali� en stichtte er de stad Lavinium. Zijn zoon
								Ascanius stichtte een nieuwe stad, Alba Longa geheten. Vier
								eeuwen lang waren zijn afstammelingen hierover koning, maar toen
								braken er twisten uit om de macht. Als gevolg daarvan werd
								koning Numitor afgezet. Zijn dochter Rhea Silvia werd gedwongen
								priesteres te worden van Vesta, de godin van het heilige
								haardvuur. Dit betekende dat zij, evenals de andere
								priesteressen van Vesta, de Vestaalse Maagden, de
								kuisheidsgelofte moest afleggen. Op die manier hoopte de nieuwe
								koning die zich van de macht had meester gemaakt, Rhea Silvia
								buiten spel gezet te hebben. Maar het lot had anders beschikt.
								 Op
								een dag ging Rhea Silvia naar het heilige woud om voor de
								tempeldienst water bij een bron te gaan halen. Het liep al tegen
								de avond en de schemering tekende zich reeds af. Plotseling kwam
								er een wolf tevoorschijn die de priesteres zo bang maakte, dat
								ze een hol invluchtte. Daar bevond zich echter tot haar grote
								schrik de god van de oorlog, Mars. Deze trok zich van haar
								gelofte van kuisheid niets aan en beminde haar. De gevolgen van
								het samenzijn bleven niet uit. Negen maanden later baarde zij
								twee knaapjes. Uit alles echter bleek dat de goden Vesta boos
								was, en om haar toorn af te wenden moesten moeder en kinderen in
								de rivier de Tiber geworpen worden. Je jongetjes werden in een
								houten bak in de rivier gezet en dreven weg. Een heel eind
								stroomafwaarts bleef de bak aan de wortel van een boom hangen en
								kantelde. De pasgeborenen huilden luid en dat trok een wolvin
								aan die bij de rivier kwam drinken. Deze sleepte de knaapjes
								naar haar hol, likte ze af en zoogde ze. Enige tijd later vond
								Faustulus, een herder, het hol. Hij verjoeg de wolvin en nam de
								kinderen mee naar huis, waar zijn vrouw zich over hen ontfermde.
Op
								een dag ging Rhea Silvia naar het heilige woud om voor de
								tempeldienst water bij een bron te gaan halen. Het liep al tegen
								de avond en de schemering tekende zich reeds af. Plotseling kwam
								er een wolf tevoorschijn die de priesteres zo bang maakte, dat
								ze een hol invluchtte. Daar bevond zich echter tot haar grote
								schrik de god van de oorlog, Mars. Deze trok zich van haar
								gelofte van kuisheid niets aan en beminde haar. De gevolgen van
								het samenzijn bleven niet uit. Negen maanden later baarde zij
								twee knaapjes. Uit alles echter bleek dat de goden Vesta boos
								was, en om haar toorn af te wenden moesten moeder en kinderen in
								de rivier de Tiber geworpen worden. Je jongetjes werden in een
								houten bak in de rivier gezet en dreven weg. Een heel eind
								stroomafwaarts bleef de bak aan de wortel van een boom hangen en
								kantelde. De pasgeborenen huilden luid en dat trok een wolvin
								aan die bij de rivier kwam drinken. Deze sleepte de knaapjes
								naar haar hol, likte ze af en zoogde ze. Enige tijd later vond
								Faustulus, een herder, het hol. Hij verjoeg de wolvin en nam de
								kinderen mee naar huis, waar zijn vrouw zich over hen ontfermde.
								De twee vondelingen groeiden voorspoedig op tot een paar stevige
								jongens. De een werd Romulus en de ander Remus genoemd. Met hun
								makkers ondernamen ze rooftochten naar de kudden van de
								afgezette koning Numitor. De herders, die dit ging vervelen,
								legden een hinderlaag en wisten Remus te pakken. Hij werd voor
								Numitor gesleept en deze werd getroffen door de gelijkenis die
								de knaap vertoonden met zijn familie. Hij ondervroeg Remus.
								Faustulus werd erbij gehaald en de waarheid kwam aan het licht.
								Van hun grootvader Numitor kregen Romulus en Remus toestemming
								om op de plaats waar de wolvin hen gevonden had, een stad te
								bouwen.
								Met hun makkers begonnen ze de bouw. Romulus trok naar oud
								gebruik met een ploeg een vore, om aan te geven waar de stadmuur
								moest verrijzen. Daarna werden stenen aangesleept en in de vore
								opgestapeld. Remus, die boos was omdat niet hij maar zijn broer
								de leiding zou hebben over de nieuwe stad, sprong spottend over
								de nog lage muur en zei dat hij het maar een armzalige
								versterking vond. Romulus werd hierdoor erg driftig en hij
								doodde zijn broer. Naar de stichter werd de stad Rome genoemd.
								Volgens de tijdrekening van de Romeinse geleerde Varro (116-27
								voor Christus) zou de stichting van de stad op 21 april 753 voor
								Christus hebben plaatsgehad.
								In werkelijkheid is Rome op een heel andere manier ontstaan. De
								stad is gegroeid uit een dorp dat op een heuvel lag, de Palatijn.
								Vlakbij was een doorwaadbare plaats in de rivier de Tiber, die
								de grens vormde tussen Etruri� en Latium, waarin Rome lag. Vele
								wegen kwamen daar samen, en al spoedig werden er in Rome
								goederen opgeslagen en verhandeld.
								Volgens de overlevering hebben er na Romulus nog zes koningen
								over Rome geregeerd. Deze koningen hadden absolute macht over
								het volk, maar werden met adviezen bijgestaan door een raad van
								de oudste familiehoofden. Behalve deze raad, die Senaat heette,
								was er nog een Volksvergadering, die slechts af en toe werd
								bijeengeroepen. De bevolking van de stad was verdeeld in twee
								groepen of klassen, de patrici�rs en de plebejers. De patrici�rs
								waren de oudste bewoners, die meenden dat zij de meeste rechten
								hadden. Zowel de Senaat als de Volksvergadering bestond uit
								patrici�rs.
								De laatste van de zeven koningen die Rome gehad heeft, heette
								Tarquinius Superbus. Hij maakte ernstig misbruik van zijn macht,
								zodat hij alom gehaat was, zelfs binnen zijn eigen familiekring.
								Er was maar een geringe aanleiding nodig om een opstand te doen
								losbarsten. In 510 voor Christus kwam deze inderdaad, nadat de
								koningszoon Sextus zich aan een vooraanstaande gehuwde dame had
								vergrepen.
								Tarquinius Superbus werd verjaagd. Rome was een republiek
								geworden met een aristocratische regeringsvorm. In het vervolg
								regeerden twee consuls in de plaats van de koning. Men had
								opzettelijk twee leiders genomen, opdat ze elkaar in het oog
								konden houden en ieder voor zich niet te veel macht zouden
								verwerven. Daarom ook duurde hun ambtstermijn slechts ��n jaar.
								Alleen in tijd van groot gevaar werd een dictator benoemd, die
								voor een half jaar alle macht kreeg, zelfs die over leven en
								dood. Wanneer het gevaar bleef voortduren, kon die termijn tot
								hoogstens een jaar verlengd worden. Evenals de koning dat had
								gehad, hadden de consuls de Senaat naast zich. De Senaat telde
								driehonderd leden en had een grote invloed op het bestuur van de
								staat. Elk besluit dat de Volksvergadering nam, moest door de
								Senaat goedgekeurd worden. Anders was het niet rechtsgeldig.
								Over de loop van de gebeurtenissen gedurende de eerste twee
								eeuwen van de Romeinse Republiek, dat wil zeggen tot ongeveer
								driehonderd voor Christus, bestaan wel veel verhalen, maar deze
								zijn allerminst betrouwbaar. Vast staat wel, dat de patrici�rs
								en de plebejers voortdurend met elkaar overhoop lagen. De
								plebejers voelden zich zeer achtergesteld, want ze hadden geen
								deel aan de regering, maar moesten wel in het leger dienen en
								belastingen betalen. Plichten dus wel, maar geen rechten. Daar
								kwam bij dat het recht nog niet was opgetekend. Het was
								ongeschreven 'gewoonterecht', en de patrici�rs hielden vol dat
								alleen zij dit kenden. De plebejers waren het tenslotte zo beu,
								dat ze in 494 voor Christus massaal de stad verlieten. Het was
								een soort van proteststaking, waardoor het hele economische
								leven in Rome volkomen in de war raakte. Maar het werkte : de
								plebejers kregen eigen ambtenaren om hen ten onrecht te
								beschermen, en in 450 voor Christus werd het recht opgetekend.
								(foto : Romeins reli�f over het ontstaan van Rome)