Rubriek :
Plant - algemeen
Orchidee
De
Orchidee�nfamilie of de plantenfamilie Orchidaceae van de
Eenzaadlobbigen (orde Orchidales). De soorten zijn overblijvende
kruiden, op de grond of epifytisch levend, voor een deel
mycotroof, overblijvend door middel van een wortelstok of met
wortelknollen. Men kan onderscheid maken tussen monopodiaal
groeiende orchidee�n (waarbij de stengel aan de top blijft
doorgroeien en geregeld nieuwe bladen vormt) en sympodiaal
groeiende soorten. Bij deze laatste eindigt de groei van een op
de wortelstok ontstane stengel na korte tijd. Als de zo gevormde
stengels kort en relatief dik zijn, spreekt men van pseudobulben
of schijnknollen. In andere gevallen is het uiterlijk van deze
in groei beperkte spruiten gewoon stengelachtig. Pseudobulben
komen vnl. bij epifytisch levende soorten voor.
De bladen, die bij de saprofyten tot schubben zijn gereduceerd,
staan verspreid en vaak in twee rijen. De bloemen staan in
trossen, aren of pluimen. De bloemen zijn duidelijk tweezijdig
symmetrisch, vooral doordat ��n van de zes bloemdekbladen groter
is dan de andere en bovendien zeer afwijkend van bouw
(ingesneden, gespoord) en kleur. Deze lip (labellum) is het
bovengelegen blad van de binnenste krans, maar bij de
meerderheid van de orchidee�n treedt er een draaiing op van
hetzij bloemsteel, hetzij vruchtbeginsel, waardoor de lip naar
onderen gericht komt te staan. Slechts ��n enkel geslacht bezit
drie meeldraden, vijf geslachten hebben er twee, maar de grote
meerderheid van de geslachten bezit nog slechts ��n meeldraad,
die tegenover het labellum gelegen is. Het vruchtbeginsel is
onderstandig, soms driehokkig met hoekstandige zaadlijsten, maar
meestal eenhokkig met drie wandstandige zaadlijsten. De stijl en
de meeldraad zijn vergroeid tot een zuiltje (gynandrium,
gynostemium).