De
Orinocodolfijn
De
Orinocodolfijn of Inia geoffrensis. Grootte :
lichaamslengte twee tot drie meter. Seksen
gelijk. Gewicht mannetje ongeveer 110 kg en
vrouwtje zeventig kg. Uiterlijk : op de rug
zwart of donkergrijs, rozig witte flanken en
buik; de jongen zijn over het algemeen donkerder
dan de volwassen dieren. Borstelige haren op de
lange snuit; kleine oogjes, nauwelijks zichtbaar
tussen de dikke wangen en het bolle voorhoofd.
De rugkam eindigt in een lange, platte rugvin.
De vinnen zijn puntig en de kop wendt en keert
op een buigzame nek. 25 tot 30 scherpe gepunte
tanden in iedere kaakhelft.
Verspreidingsgebied : beperkt tot de rivieren
Amazone (daarom ook Amazonedolfijn genoemd),
Negro en Maranon en hun zijrivieren naar het
westen tot aan de heuvels aan de voet van de
Andes in Peru, en de rivieren Orinoco en
Guaviare in Venezuela en Colombia.
Een middelgrote rivierdolfijn van het noordelijk
deel van Zuid-Amerika, die in het wild weinig is
bestudeerd. In gevangenschap is het dier
handelbaar en vriendelijk. De ogen zijn kleine
maar blijkbaar wel functioneel; van de boto's
(zoals het dier wel wordt genoemd) wordt vermeld
dat ze ondersteboven zwemmen, terwijl ze
bijziend naar de bodem turen op zoek naar
voedsel, en ook dat ze zich uit het water
oprichten om de omgeving te verkennen. Op de
snuit zitten borstelharen, die mogelijk van
dienst zijn bij de jacht in modderig water. Zij
schijnen zelfs de beruchte piranha's te eten.
Nog talrijk en algemeen voorkomend in het
uitgestrekte verspreidingsgebied; de totale
populatie wordt geschat op enkele duizenden.
|