De
Ornithoptera priamus
Van
deze vlinder komt een grote verscheidenheid aan
vormen voor in Australi�, Nieuw-Guinea en
Indonesi�. In Australi� komen vier ondersoorten
voor, op de omringende eilanden tien. Die
ondersoorten verschillen in kleuren op de
vleugels bij de mannetjes. Die kunnen vari�ren
van oranje, blauw en groen tot goudkleurig. De
spanwijdte bij de mannetjes is zo'n veertien
centimeter. Ze vliegen als het ware zeilend rond
de boomtoppen en komen alleen lager in het
regenwoud om nectar uit de rode bloemen van
lantana en hibiscus te drinken. Vrouwtjes
vliegen regelmatig dicht bij de grond als ze
planten zoeken om eitjes op te leggen. De
voedselplant van de rupsen is de Aristolochia.
Deze vrouwtjes leggen de eieren vaak op naburige
planten. Gebleken is dat veel eitjes door
piepkleine wespen geparasiteerd worden. Als het
vlindereitje niet op de waardplant zelf zit,
maar daarnaast, is het veel moeilijker op te
sporen voor het wespje. De rupsen eten eerst de
eischaal op om vervolgens in hoog tempo de
voedselplant kaal te vreten. Binnen de veertien
dagen kunnen ze, ondanks hun forse afmetingen,
al volgroeid zijn. Tegenover kleine rupsen
gedragen ze zich soms kannibalistisch. Ze
verpoppen soms ook aan naburige planten, vooral
wanneer de Aristolochia helemaal kaalgevreten
is.
|