De
dinosaurussen : de ornitischia
De ornitischia verschenen
na de saurischia op het land. Het waren
voornamelijk plantenetende, tweevoetige
dinosaurussen, zeer uiteenlopend van afmeting.
Ze hadden geen tanden in de voorste helft van
hun onderkaak en bovenkaak. Hun kaken staken
enigszins naar voren, als een soort snavel. Hun
kaken waren waarschijnlijk bedekt met een
hoornachtige stof, zodat hun bek deed denken aan
de snavel van een vogel, vandaar hun naam (ornis
= vogel). Enkele bekende vogelbek-dinosaurussen
waren de iguanodonten,
trachodonten, stegosaurussen
en ceratopsen.
E�n van de opzienbarendste vondsten in de
geschiedenis van de
paleontologie werd gedaan in 1877 bij de
Belgische plaats Bernissart. Daar werden 29 min
of meer complete en bijzonder goed bewaarde
skeletten ontdekt van een reusachtig soort
dinosaurus. Deze dieren werden genoemd naar de
vindplaats : Iguanodon bernissartensis. Deze
skeletten bevinden zich thans in het
Natuurhistorisch Museum te Brussel. Men heeft
tien exemplaren opnieuw in elkaar gezet in de
oorspronkelijke houding van deze dieren tijdens
hun leven. De andere negentien skeletten hebben
dezelfde houding als waarin ze werden gevonden.
Al deze skeletten van dinosaurussen lagen toen
ze gevonden werden, in een tamelijk kleine
ruimte bij elkaar, samen met de resten van
duizenden andere dieren en planten. Ze lagen in
een steenkoolmijn, op een diepte van 322 tot 356
meter. Hoe zijn al die dieren en planten daar
terecht gekomen en waarom bleven ze zo goed
bewaard ? Waarschijnlijk ligt dit 'kerkhof van
Bernissart' precies op de plaats waar eens in
een rivier een draaikolk voorkwam. De dieren en
planten moeten door de stroom zijn meegesleurd
en in de draaikolk zijn terecht gekomen. De zich
ontbindende kadavers werden daarna steeds door
nieuwe lagen modder en ander materiaal bedekt,
waardoor ze zo goed bewaard zijn gebleven.
De inguanodonten waren
tweevoetige, plantenetende dinosaurussen,
behorend tot de orde van de ornitischia. Ze
liepen op hun sterke achterpoten en hun
voorpoten deden weinig dienst. Ook van
Iguanodonten zijn pootafdrukken gevonden. Deze
afdrukken vertoonden slechts drie tenen. De
iguanodonten konden een lengte bereiken van
ongeveer tien meter. Ze voedden zich met de
takken van naaldbomen. Ze grepen de takken met
behulp van hun tong en beten ze met hun
hoornachtige snavel doormidden. Ze kwamen in
Europa voor tijdens de
Krijt-periode.
De trachodonten waren eveneens
planteneters die op hun twee enorm sterk
ontwikkelde achterpoten liepen. Ze konden
echter, als dag nodig was, ook op hun voorpoten
steunen. De grootste exemplaren van de
trachodonten werden ongeveer twaalf meter lang.
Hun snuit eindigde vrij breed, ongeveer zoals de
snavel van een eend.
De stegosaurussen zijn gemakkelijk
te herkennen, omdat ze een soort pantser bezaten
in de vorm van een dubbele rij grote,
rechtopstaande platen op hun rug en hun staart.
Waarschijnlijk waren deze platen bedekt met
hoornachtige schubben. Bovendien zaten op de
staart nog vier lange beenachtige stekels, die
naar boven en opzij uitstaken. Dit waren
ongetwijfeld uitstekende verdedigingswapens. De
stegosaurussen, die uitsluitend planten aten en
op vier poten liepen, bereikten een lengte van
ongeveer zes meter. Ze hadden een naar
verhouding tot hun lichaam slechts kleine kop.
Een heel speciale groep van ornitischia,
opvallend door de vorm en de grootte van de
horens op hun kop, wordt gevormd door de
ceratopsen. In Noord-Amerika en Azi�
zijn prachtige exemplaren van deze soort
gevonden. Deze dieren leken een beetje op de
tegenwoordige neushoorns. Toch is er geen enkel
wetenschappelijk verband aangetoond tussen de
ceratopsen en de neushoorns.
Vele vogelbek-dinosaurussen hadden de eigenschap
om op hun achterpoten te lopen. Sommige soorten
liepen echter gewoon op vier poten. Tot die
groep behoorden ook de ceratopsen. Het enorme
gewicht van de hoorn en het beschermende schild
op hun kop en in hun nek, dwong hen gewoon op
vier poten te lopen.
De
bekendste ceratops was de triceratops
horridus (de driehoornige verschrikking)
- zie foto. Het was een reusachtig monster van
ongeveer acht meter lang, met een gewicht van
zeven tot acht ton. Hij leefde in de
Krijt-periode in Noord-Amerika. Bij bijzondere
kenmerk van dit dier werd gevormd door drie
hoornachtige omhoog en naar voren gerichte
stekels op zijn kop. E�n kleine stekel stond
voorop zijn kop en twee grote stonden boven zijn
ogen. Zijn snuit eindigde in een soort
reusachtige snavel in de vorm van de snavel van
een papegaai. Nauwkeurige studie van het gebit
heeft uitgewezen dat hij uitsluitend een
planteneter was. Hij kauwde zijn voedsel echter
niet, maar scheurde het in stukken en slokte het
in grote brokken naar binnen. De horens dienden
(net als bij de neushoorn) om hem tegen
aanvallen van vleesetende dieren te beschermen.
Een ander soort dinosaurussen werd gevormd door
de protoceratopsen. Dit dier kwam
voor in Mongoli�. Het had geen horens op zijn
kop, maar wel net als de triceratops het vreemde
schild om de nek en ook een sterk gekromde
snavel-snuit. Van de protoceratops heeft men een
heel nest fossiele eieren gevonden, waarvan in
enkele jongen zaten. Het nest werd ontdekt in
1924, door een expeditie van het
Natuurhistorisch Museum uit New York. In de
omgeving werden verder nog skeletten van
zeventig exemplaren gevonden. De dieren waren
waarschijnlijk in een zandstorm terecht gekomen
en met de eieren onder het zand begraven.
Opmerkelijk was dat enkele van de eieren waren
gebroken en dat vlak daarbij het skelet van een
vleesetende dinosaurus werd aangetroffen. Die
had klaarblijkelijk van de eieren staan te eten.
Daarom wordt hij nu oviraptor
genoemd, wat letterlijk betekent 'eierdief'.
|