Rubriek : De
								mens - algemeen
						
								Frankrijk en het 'Oude
									Stelsel'
							
						
							Frankrijk heeft in
								de achttiende eeuw op intellectueel gebied grote denkers en
								schrijvers voortgebracht. De Verlichting in West-Europa zou
								zonder de Franse bijdrage eenvoudig niet denkbaar zijn geweest.
								De sociale, economische en politieke opbouw van Frankrijk was
								echter verstard en vastgelopen. De scheiding tussen de drie
								standen, de geestelijkheid, de adel en de burgerij, was nog
								altijd scherp. Het stedelijke gildensysteem en het mercantilisme
								stonden de economische vooruitgang in de weg. En in politiek
								opzicht bleven zowel Lodewijk de Vijftiende (1715-1774) als
								Lodewijk de Zestiende (1774-1792) vasthouden aan hun absolute
								macht. Van enige vorm van verlicht despotisme in hun regering
								was er zelfs geen sprake. Deze hele oude en verouderde
								maatschappij wordt het 'Ancien R�gime' of het 'Oude Stelsel'
								genoemd. Lodewijk de Vijftiende, stond tot 1726 onder
								regentschap van Filips, hertog van Orl�ans. Ook daarna was hij
								weinig zelfstandig.
								Tot 1743 had kardinaal De Fleury de touwtjes in handen. Na diens
								dood wilde de koning zelf regeren, maar hij miste er eenvoudig
								de kracht voor. Minnaressen en gunstelingen be�nvloedden het
								regeringsbeleid. De bekendste minnares van Lodewijk de
								Vijftiende was Madame d'Etioles. Deze dame was knap, charmant,
								beminnelijk en zeker niet dom. Zij deed haar uiterste best om
								bij de koning op te vallen. Ze slaagde in haar opzet en kreeg
								haar kamers naast die van Lodewijk de Vijftiende. Door een
								familielid liet de geliefde van de koning haar man weten, dat ze
								niet meer bij hem terugkwam. Deze echter schreef zijn
								overspelige echtgenote een brief en smeekte haar, naar huis te
								komen. Zij moest er een beetje om lachten. Ze liet de brief
								lezen door de koning, die fijntjes opmerkte dat ze toch wel een
								zeer edel denkend man had. Het hof was zeer slecht te spreken
								over de nieuwe minnares van de koning. Ze kwam immers uit de
								Derde Stand, was van burgerlijke afkomst. Dat was voor de koning
								geen probleem. Hij maakte haar tot markiezin van Pompadour en
								onder die naam is ze verder bekend gebleven.
								Nadat de Oostenrijkse Successie-oorlog in 1748 was ge�indigd,
								begon voor Frankrijk de eigenlijke heerschappij van Madame de
								Pompadour. De regering werd langzamerhand in zo vergaande mate
								aan haar overgelaten, dat deze over de staatsgelden kon
								beschikken en naar believen ministers kon aanstellen of
								ontslaan. Het ontlokte Frederik II van Pruisen de uitspraak dat
								'in Frankrijk de onderrok heerste'. Die heerschappij bracht soms
								zelfs de slappe en willoze koning ertoe, in het geheim een
								briefwisseling te onderhouden met gezanten van de Franse
								buitenlandse hoven. Vaak kwamen er van hem bevelen die heel
								anders luidden dan die van de ministers.
								De eerzuchtige markiezin de Pompadour wenste aan het Franse hof
								behandeld te worden met alle eer, die eigenlijk alleen toekwam
								aan vorstelijke personen. Ook hierin gaf Lodewijk de Vijftiende
								toe. Zo kon het gebeuren dat de koningin en de kroonprins, vrouw
								en zoon van Lodewijk XV, markiezin de Pompadour in het openbaar
								moesten omhelzen en kussen. Bij ��n van die gelegenheden stak de
								kroonprins zijn tong uit. Hij werd voor straf een tijdje van het
								hof verbannen. Om de koning in haar ban te houden, liet de
								markiezin zelfs een harem in de tuin van Versaillies bouwen.
								Het land zelf verkeerde intussen in een bijzonder slechte
								economische situatie. Omstreeks 1750 was er in Frankrijk bijna
								geen geld meer in omloop. Uitgestrekte landerijen werden niet
								meer bebouwd. Handel en nijverheid verkeerden in een
								betreurenswaardige toestand. De regering deed er niets aan. Toen
								Lodewijk de Vijftiende in 1774 overleed, juichte het volk in
								Parijs van hoog tot laag.
								Lodewijk de Zestiende, de kleinzoon van Lodewijk de Vijftiende,
								was een goedhartig en vriendelijk man. Vergeleken bij zijn
								grootvader was hij als nieuwe koning een verbetering. Helaas was
								hij een weinig wilskrachtig figuur en had hij noch het inzicht
								in, noch de belangstelling voor de zaken van de staat. De eerste
								paar jaar van zijn regering had hij in Turgot een niet onbekwame
								minister. Diens hervormingen pakten echter niet altijd goed uit
								en zijn bezuinigingen werden niet gewaardeerd. Al in 1776 werd
								Turgot ontslagen en sindsdien ging het met Frankrijk bergaf.