| 
												 
													
															Paardenmestkever 
															 
														
													
													
														
															 
													
													Grootte
														: 12-19 mm. Blauwzwart gekleurde kever met blauw
														afgezoomde dekschilden, waarop zeven rijen
														puntjes lopen. Het halsschild is afgezoomd met
														een richel en onregelmatig gestipt. Het hele
														lichaam maakt een sterk gewelfde indruk.
														Verspreiding : wijdverspreide soort in Europa.
														Leeft in bossen van laagvlakte tot tweeduizend
														meter boven de zeespiegel. Op windstille avonden
														vliegen de kevers met een brommend geluid kort
														boven de grond. Ze worden aangetrokken door
														sterk geurende eiwitten. Dichtbij de
														voedingsbron (insecten, zwammen, uitwerpselen)
														strijken ze neer. In het voorjaar graven
														mannetjes en wijfjes een ongeveer veertig cm.
														lange hoofdgang met kortere zijgangen. Die
														worden gevuld met uitwerpselen, voorzien van ��n
														ei en afgesloten met zand. 
														Jeugdstadia : de engerlingachtige larve vreet de
														uitwerpselen op, overwintert en eet het voorjaar
														erop de mestresten op. Ze verpopt zich in de
														zomer. Zodra de jonge kever verschijnt, graaft
														hij zich door de hoofdgang naar buiten.
											  |