| 
												 
													Palingen 
															 
														
														Palingen brengen het grootste
															deel van hun leven door in zoet water. Volwassen
															exemplaren trekken in het najaar naar zee (katadroom)
															om zich voort te planten, waarbij hun
															voortplantingsorganen (hom en kuit) zich
															ontwikkelen. Het darmkanaal reduceert en de
															dieren stoppen met eten. Ze worden dan donkerder
															op de rug, terwijl de geelwitte buik tot
															zilverwit verkleurt. Tegen de tijd dat palingen
															geslachtsrijp worden, ondergaan ze aanpassingen
															die van belang zijn voor de trek naar zee; de
															ogen worden groter en gaan op die van
															diepzeevissen lijken, en de snuit wordt spitser
															(Schieraal). Ze verliezen het vermogen om
															kleuren te zien en het reukorgaan neemt in
															belangrijkheid af. 
													
											  |