Rubriek :
Plant - algemeen
Passiflora
Van
oorsprong is Passiflora afkomstig uit Brazili� en Peru. Er zijn
heel veel soorten en vari�teiten te koop. De bekendste, als
potplant geteeld, is Passiflora caerulea 'Constance Elliott'.
Deze soort met welriekende witte bloemen werd veel in serres en
kassen aangeplant. De geweldige groei zorgde voor een
natuurlijke bedekking van het glas tegen een teveel aan
zonlicht. De Franse naam voor Passiflora is 'fleur de la passion',
wat zoiets betekent als: 'bloem die je in vervoering brengt'.
Een andere lezing over de naam Passiflora is dat de bloem een
beetje op een doornenkroon lijkt. Dat heeft te maken met de
bloeitijd, die zo rond Pasen (maart - april) ligt. De tijd dus
dat volgens het christelijke geloof de kruisiging plaatsvond; de
passietijd. Vandaar ook passiebloem en passievrucht.
Passieflora groeit en bloeit het liefst in de zon of in de
halfschaduw. In tropische en subtropische gebieden wordt de
plant vooral gebruikt als begroeiing van muren, schuttingen en
pergola's. In ons klimaat is het echter een plant die zich leent
om in een kuip of grote bloempot buiten te zetten en dan alleen
in de zomertijd. In de winter moet de plant op een koele plaats
overwinteren. Passieflora klimt niet zelf. Het is een plant, die
zich aan een steunconstructie kan hechten door middel van -
links windende - hechtranken. Bij tijd en wijle moet ze geleid
worden om de plant op haar voordeligst uit te laten komen. In
een kuip kan een piramideachtige stellage worden aangebracht om
de plant in de hoogte te leiden.
Om verzekerd te zijn van een goede bloei en vruchtzetting is
regelmatig toppen van de jonge scheuten absoluut nodig. Bij de
opkweek van een pas gekocht plantje is het nodig om deze in een
grote pot (groter dan 30 cm) te zetten en een goed grondmengsel
te kiezen. De beste potgrond die te krijgen is, moet worden
gemengd met eenderde deel klei of leem. Passiflora kan ook in de
volle grond worden geplant om bijvoorbeeld een pergola of een
muur te bedekken. Dit is alleen aan te bevelen als er een plek
is die volle zon krijgt; een warme standplaats geeft het beste
resultaat.
Na verloop van tijd ontwikkelen zich scheuten. Van deze scheuten
moet een drietal stevige scheuten worden geselecteerd. Er mogen
wel meer scheuten worden aangehouden, maar dan moet de reden
zijn dat er een flinke kuip of pot is gebruikt, waarin de plant
staat. De overige scheuten worden aan de basis weggesnoeid.
De zijscheuten die zich aan de geselecteerde hoofdscheuten
ontwikkelen, moeten regelmatig worden getopt tot op circa drie
ogen vanaf het hoofdgestel. Pas nadat de hoofdscheuten de
maximale hoogte op de stellage hebben bereikt, mogen de
zijscheuten doorgroeien. Deze zijscheuten worden op hun beurt
horizontaal geleid en aangebonden. Worden de zijscheuten te lang
of worden het er te veel, dan mogen ze weer worden getopt. Het
regelmatig toppen bevordert de bloei.