Rubriek :
Dier - algemeen
Patagonische steppen en
Vuurland
Het
zuidelijke gedeelte van het neotropische gebied ten oosten van
de Andes strekt zich uit van ongeveer de pampa's tot Vuurland.
Door de Straat van Magalhaes van het vasteland van Zuid-Amerika
gescheiden, is Vuurland somber, mistig en koud. De naam Vuurland
dankt het eiland aan een aantal werkende vulkanen. De hele
eilandengroep heeft een grimmige sfeer. Door een zeekapitein die
er aan land moest, werd het beschreven als 'woest, neerdrukkend,
onvruchtbaar en onherbergzaam'. Scherp uit zee oprijzend tot een
hoogten van ongeveer driehonderd meter, rijst het land er verder
omhoog tot ongeveer 1500 meter en glooit vervolgens af tot
ongeveer zeshonderd meter. Droge koude winden fluiten en huilen
langs de berghellingen, snijden over de hoogvlakten en
veroorzaken er een soort halfwoestijn. Als enige planten kunnen
zich pollen verdroogd, ruw gras handhaven en verder komen
armtierige bosjes doornstruiken voor. Op de hogere hellingen van
Vuurland groeien beuken-, laurier- en mirtebossen. De laaglanden
hebben gras genoeg om dieren van voedsel te voorzien, maar ze
kunnen aan de algemene indruk van naargeestigheid als gevolg van
de aanhoudende wind en het bijna volkomen gebrek aan zonneschijn
weinig veranderen. Ruis als dit gebied is, heeft dit gebied een
unieke verscheidenheid aan diersoorten die onder deze
omstandigheden goed kunnen leven, van pecari's tot pingu�ns, van
Guinese biggetjes of cavia's tot aalscholvers en van kolibries
tot walvissen. Ook de Noordse stern vindt het de moeite waard om
de meer dan 35.000 km lange reis van zijn leefgebied bij de
noordpool te maken om de zuidpoolzomer op Vuurland door te
brengen. Het gebrek aan dekking betekent geen hindernis voor
gravende dieren, zoals toekotoeko's, mara's en beverratten.
Sommige vogels, zoals de mandenmaker, vinden bescherming in de
bosjes doornstruiken. E�n van de grote zoogdieren in het gebied
is de guanaco. Hij is te groot om door roofdieren te worden
bedreigd, met uitzondering van de poema. Pampavossen verschuilen
zich in de struiken. Ze leven er van bessen tot er een
knaagdier, een hagedis of een vogel in hun buurt komt. Er leven
twee soorten opossums of buidelratten. E�n is de kleine
buidelloze aeneasrat, die over het hele vasteland is verspreid.
De andere is de grote dikstaart-buidelrat, die meer de
levensgewoonte van de wezel heeft. Magalhaes-pingu�ns leven met
duizenden in de rotsholten langs de kust (zie foto) en op de
vele kleine eilanden in de zeestraat. In deze gure gebieden
leven verschillende robbensoorten, zoals de Zuidamerikaanse
pelsrob, de manenrob en de zuidelijke zee-olifant met zijn
merkwaardige opblaasbare neus. Door hun grote afmetingen hebben
de zeeolifanten geen last van roofdieren, maar menige jonge
zeeolifant valt ten prooi aan de orka's of zwaardwalvissen. Er
leeft nog een andere walvissoort, de zuidkaper. Hij voedt zich
net als zijn familieleden in de zee�n bij de noordpool met
krill, garnaalachtige diertjes, die in enorme hoeveelheden in
het zeewater voorkomen.