Rubriek :
Historische figuren
Paus Adrianus VI
Adrianus VI,
eigenlijk: Adriaan Florisz. Boeyens (Utrecht 2 maart 1459 - Rome
14 sept. 1523), de enige Nederlandse paus, studeerde te Zwolle
en van 1478 tot 1491 aan de universiteit van Leuven, waar hij in
1491 doctor werd in de theologie; van 1491 tot 1515 was hij
gezaghebbend professor van de theologische faculteit aldaar. Van
zijn wetenschappelijke werken zijn er twee gedrukt (zie
hieronder); zij tonen de methode van de laat-scholastiek.
In 1507 werd hij opvoeder en weldra raadsheer van Karel V. Hij
werd in 1515 naar Spanje gezonden en bewerkte bij Ferdinand II
dat de gehele Spaanse erfenis aan Karel toeviel; sedert 1516
leidde hij (in naam) de regering, samen met kardinaal F. Ximenes,
en na diens dood (1517) en het vertrek van Karel uit Spanje,
alleen. In 1516 werd hij bisschop van Tortosa, in 1517 hoofd van
de Spaanse Inquisitie voor Arag�n en Navarra, in 1518 ook voor
Castili� en Le�n, en op 1 juli 1517 kardinaal. Na het vertrek
van Karel werd hij diens regent in een opstandig Spanje, dat hem
veel moeite berokkende.
Wegens zijn positie in Spanje, zijn vriendschap met de koning,
tevens keizer, Karel V, en zijn voorbeeldig leven werd hij na
een lang conclaaf, dat hij zelf niet bijwoonde, tot paus gekozen
(9 jan. 1522). Eerst in mei 1522 kwam hij na een moeilijke reis
in Rome.
Als zijn voornaamste taken zag hij: het tegenhouden van de
Reformatie, de hervorming van de kerk en de vereniging van de
christelijke machten tegen de aanvallen van de Turken (Rhodos,
Hongarije). In de Duitse moeilijkheden greep hij in door de
nuntius F. Chieregati naar de rijksdag van Neurenberg te zenden
(1522-1523). Hij erkende in een Instructie de schuld van kerk en
curie en stelde enige niet-belangrijke verbeteringen voor, maar
eiste met kracht van de vorsten de doorvoering van het Wormser
edict.
In de grote politiek trachtte hij, ondanks de aandrang van zijn
vriend Karel, een neutrale houding aan te nemen, maar kon dit
niet volhouden. Ten slotte schreef hij Frans I van Frankrijk een
wapenstilstand met Karel V voor (15 apr. 1523) onder bedreiging
van excommunicatie en interdict. Deze te ver gaande opvatting
van de pauselijke macht en de gelijktijdige gevangenneming van
kardinaal Soderini leidden tot een volledige breuk met
Frankrijk. Adriaan sloot zich toen geheel bij de keizer en de
anti-Franse liga aan (3 aug. 1523). De gevolgen waren voor zijn
opvolger (Clemens VII).
In Rome was zijn leefwijze uiterst sober; hij toonde ook weinig
belangstelling voor kunstenaars en humanisten; als opvolger van
de prachtlievende Leo X was de stijve noorderling dan ook zonder
meer gehaat, in Rome en ver daarbuiten. Zijn landgenoot Erasmus
nodigde hij uit naar Rome (Allen, Epist. 1324 en 1338), doch
deze weigerde.
Nog als kardinaal liet Adriaan het zgn. Paushuis bouwen te
Utrecht (1517), waar hij zijn levenseinde hoopte door te
brengen. Hij ligt begraven in de S. Maria dell'Anima te Rome,
waar een van zijn weinige vrienden, Willem van Enckevoirt
(Adriaans enige kardinaalscreatie), het praalgraf liet
vervaardigen met het beroemde opschrift, dat wat al te
gemakkelijk de tijdsomstandigheden de schuld geeft van dit al
met al weinig gelukkige pontificaat.