Rubriek :
Historische figuren
Paus Paulus IV
eigenlijk:
Giampietro Caraf(f)a (Capriglio, bij Napels, 28 juni 1476 - Rome
18 aug. 1559), paus tussen de tweede en derde zittingsperiode
van het Concilie van Trente, was tijdens de
renaissancepontificaten van eind 15de en begin 16de eeuw een
vurig voorstander van radicale kerkhervorming: in 1520 werd hij
lid van het Oratorio del Divin Amore en in 1524 medestichter van
de strenge Orde der Theatijnen. Paulus III maakte hem kardinaal
(1536) en hoofd van de nieuwe Romeinse Inquisitie (1542), waar
hij zeer streng optrad tegen alles wat naar ketterij zweemde
(zelfs Ignatius van Loyola voelde zich bedreigd). In 1549 werd
hij aartsbisschop van Napels.
Op 79-jarige leeftijd werd hij, door een groep
hervormingsgezinde kardinalen, tot opvolger van Marcellus II
gekozen (23 mei 1555). Zij werden in hun verwachtingen in hoge
mate teleurgesteld door de mateloze strengheid waarmee Paulus
zijn idealen trachtte door te voeren. Van voortzetting van het
Concilie van Trente wilde hij niets weten; hij wantrouwde
iedereen behalve zijn gewetenloze neef, Carlo Caraffa, en zag in
de Romeinse Inquisitie het geschikte instrument tot
onderdrukking van alles wat niet orthodox leek (Pole, zijn
legaat bij Maria Tudor, en zelfs Morone). Zijn anti-Spaanse haat
dreef hem tot een bondgenootschap met Frankrijk, waarop Alva de
pauselijke staat binnenviel (Vrede van Cave, 1557). Geheel zijn
kerkpolitiek werd gekenmerkt door een autocratisch en in feite
volkomen anachronistisch paus- en kerkbeeld, dat de voortgang
van de kerkhervorming geschaad heeft.
Voor de geschiedenis van de Nederlanden was de herindeling in
veertien bisdommen, onder zijn pontificaat tot stand gekomen,
een belangrijk gebeuren (1559).