Rubriek :
Historische figuren
Paus Paulus VI
eigenlijk: Giovanni
Battista Montini (Concesio, bij Brescia, 26 sept. 1897 -
Castelgandolfo 6 aug. 1978), paus van 1963 tot 1978, was sinds
1922 verbonden aan het staatssecretariaat; als substituut (sinds
1937) was hij de rechterhand van de staatssecretaris E. Pacelli
(de latere paus Pius XII). Deze benoemde hem in 1952 tot
pro-staatssecretaris (samen met D. Tardini) en in 1954 tot
aartsbisschop van Milaan. Veel aandacht gaf hij daar aan de
sociale kwestie (grote volksmissie van 1957, herderlijke brief
van 1963). Onder Johannes XXIII werd hij kardinaal (1958). Hij
was lid van de centrale commissie die het Tweede Vaticaans
Concilie voorbereidde. Na de dood van Johannes werd hij, in een
conclaaf van nauwelijks twee dagen, tot paus gekozen (21 juni
1963).
1. Taken
Als zijn voornaamste taken zag hij de voltooiing van het
concilie en de doorvoering van het 'aggiornamento' (het 'bijdetijd-brengen'
van het kerkelijk leven). In beide taken kreeg hij, als opvolger
van Johannes en geestverwant van Pius XII, te maken met
conflicten naar 'rechts' en naar 'links'. Reeds tijdens het
concilie bleek zijn streven erop gericht te zijn desnoods tot
het uiterste te gaan om standpunten te verzoenen. De doorvoering
en realisering van de conciliebesluiten riepen moeilijkheden op,
m.n. in de curie; in de constitutie Regimini ecclesiae universae
kondigde Paulus een (gematigde) curiehervorming af (15 aug.
1967).
2. Encyclieken
Zijn eerste encyclieken stonden in het teken van de
concilieproblematiek (Ecclesiam suam, over de kerk, 6 aug. 1964;
Mysterium fidei, over de eucharistie, 3 sept. 1965). In twee
sterk omstreden kwesties, het priestercelibaat en de
geboorteregeling, handhaafde hij in de encyclieken Sacerdotalis
caelibatus (24 juni 1967), resp. Humanae vitae (25 juli 1968)
onverkort het standpunt van zijn voorgangers. Beide encyclieken
brachten binnen de kerk heftige discussies op gang. Op
leerstellig gebied demonstreerde Paulus een overgrote
bezorgdheid voor het pauselijk gezag. Daarbuiten toonde hij een
open en vooruitstrevende houding op sociaal gebied, alsmede daar
waar het kwesties van de wereldvrede betreft, getuige o.a. zijn
encycliek Populorum progressio (26 maart 1967) over het
ontwikkelingsvraagstuk, die algemene bijval vond.
3. Betekenis
Veel publiciteit kregen de reizen van Paulus VI, zoals
o.a. naar Isra�l (1964), de VN (1965), de Wereldraad van Kerken
(1969) en naar het Verre Oosten (1970). Voor de oecumenische
beweging verwierf hij grote verdiensten door zijn toenadering
tot de orthodoxe patriarch Athenagoras (1964, 1967) en de
anglicaanse aartsbisschop Ramsey (1966).
Binnen de Nederlandse kerkprovincie werd het oordeel over zijn
pontificaat o.a. vertroebeld door zijn persoonlijke steun aan
twee omstreden bisschopsbenoemingen (1970: A. Simonis voor
Rotterdam, en 1972: J. Gijsen voor Roermond). Daartegenover
bezorgden de zgn. Ostpolitik van het Vaticaan (de voorzichtige
toenadering tot communistische regeringen) en de doorvoering van
het nieuwe Romeins Missaal (1970) hem de naam van 'rode' resp.
'modernistische' paus. Zeker is dat de verscherpte polarisatie
binnen de katholieke kerk het kruis is geweest voor deze
veelzijdige, 'verscheurde', paus.