Rubriek :
Paleontologie
De Perm-periode
De perm-periode begon na de heftige aardbewegingen waarmee de
carboonperiode werd afgesloten. Het grootste deel van Noordwest
Europa rees boven de zee uit en de open zee lag in die tijd ver
naar het zuiden, in het gebied van de Middellandse Zee. Als we
de ontwikkeling in Engeland volgen, dan zien we dat de rotsen in
Zuid Wales en Zuidwest Engeland werden geplooid. De druk kwam
uit noordelijke richting en de 'bogen' van de geplooide rotsen
zoals die worden gevonden in de heuvels van Mendip, lopen in de
richting oost-west.
Het zeer droge klimaat tijdens de perm-periode veranderde veel
van het nieuwe land in een woestijn ! Net zoals dat nu in een
woestijn gebeurt, veroorzaakten de warme dagen en de koude
nachten afwisselend uitzetting en inkrimping van de rotsen en op
zwakke plaatsen braken er stukken af. Deze brokken veroorzaakten
lawines die de rotsblokken, geholpen door regen en wind, naar
beneden voerden. Kleinere deeltjes werden weggeblazen door de
wind en vormden rode zandsteen.
In Engeland kwamen twee laagliggende gebieden voor waar
afzetting kon plaatsvinden - een kleine kom in Devon en een
brede vlakte die zich uitstrekte naar het noorden vanaf de
bergen in de 'Midlands' tot Zuid Schotland en Noord Ierland.
Vulkanische uitbarstingen stortten lavastromen uit over de
woestijnbodem van Schotland.
In de late perm-tijden werd een groot deel van Noord Engeland de
westelijke rand van een binnenzee. Deze zogenoemde Zechstein-zee
had zijn middelpunt in Duitsland en leek op de huidige Dode Zee.
Het water was erg zoutig. Wat van het zout was mogelijk
afkomstig van het land, maar meer kwam uit de open zee die lag
in het tegenwoordige Middelllandse Zee-gebied, die nu en dan
door een nauwe ingang doorbrak. Het dierlijke leven in het water
bestond uit diatomee�n, tweekleppige schelpdieren en
buisvormige, riffen vormende bryozoa. Door het zeer hoge
zoutgehalte van het water waren deze dieren uitzonderlijk klein.
Door de verdamping van deze Zechstein-zee verminderde het water
sneller dan het van land kon worden aangevoerd en als gevolg
daarvan kwamen er zouten vrij. De volgorde waarin zouten worden
afgescheiden hangt af van hun oplosbaarheid in water. Dolomieten
en kalksteen zijn het minst oplosbaar en verschijnen het eerst.
Ze worden gevolgd door gips en tenslotte door klipzout en
kaliumzouten.
De perm-periode besloot in Noord-Amerika het paleozo�sch
tijdperk op een heftige en spectaculaire manier. De
geosynclinale van Appalachia had in meer of mindere mate bestaan
sinds het pr�-cambrium en in de loop van die tijd hadden zich
rotsen van meer van 12.000 meter hoogte opgestapeld op de
langzaam dalende bodem. Gedurende de perm-periode werd
Appalachia vanuit het zuidoosten tegen de geosynclinale geduwd.
De rotsen werden als het ware geknakt alsof ze in een
reusachtige bankschroef terecht waren gekomen. Gebarsten en
gebroken werden ze gedwongen een bergketen te vormen, die in
hoogte kon wedijveren met de tegenwoordige Alpen, zich
uitstrekkend langs de oostelijke zeekust tot Alabama. De
structuur van het gebergte stamt dus voor een groot stuk uit
deze periode.