De
pestvogel
Orde
: Passeriformes - familie : Bombycillidae -
geslacht : Bombycilla en soort Pestvogel. De
naam pestvogel wordt gedeeld met twee andere
soorten : de cederpestvogel uit Noord-Amerika en
de Japanse pestvogel.
De plompe pestvogel, beroemd om zijn
zijdeachtige, kleurrijke veren en kenmerkende
hoofdpluim, bewoont de subarctische
coniferenbossen. Zijn dikke verenpak beschermt
hem tegen de kou. Hij is ��n van de
onvoorspelbaarste en meest bereisde vogels uit
de natuur, en verruilt de stille wildernis van
zijn natuurlijke leefomgeving voor lawaaierige
parken en tuinen als zijn voedsel schaars is,
waarbij hij vaak lange afstanden aflegt.
Bloemblaadjes, knoppen, jonge bladeren en sap
staan allemaal op het menu van de pestvogel.
Zodra er echter bessen zijn, verandert hij zijn
eetpatroon. Een troep pestvogels die op een
lijsterbes landt, zal niet vertrekken voordat de
boom helemaal kaal is. Als de boom geen vruchten
meer geeft, trekt de vogel vele kilometers naar
parken en tuinen om te eten van de vuurdoorn,
hulst, meidoorn, bramen en maretak, en bezoekt
hij voederplanken met fruit. Tijdens het
broedseizoen in de lente en de vroege zomer
verandert hij zijn menu weer en voedt zich met
de talloze insecten die voorkomen in de
subarctische gebieden, zoals muskieten en
muggen. Zij leveren het eiwit dat de kuikens
nodig hebben. De prooi wordt in de lucht
gevangen en meegenomen naar een boom, om daar in
alle rust opgegeten te worden.
De meeste pestvogelpopulaties leven en broeden
aan de rand van de taiga (subarctische
coniferenbossen) en in bossen en valleien. De
sociale pestvogel leeft in losse troepen en is
geen agressieve vogel. Hij verdedigt alleen een
klein gebied rond zijn nest tijdens het
broedseizoen. Hij blijft bijna onzichtbaar in
zijn eigen bossen. Zijn luid geroep is vaak het
enige wat zijn aanwezigheid verraadt.
De hofmakerij begint met lawaaierige
luchtachtervolgingen als de pestvogels
teruggekeerd zijn naar de noordelijke
coniferenbossen. Het mannetje laat zien wat hij
in huis heeft door zijn veren op te schudden,
zijn kuif op te zetten en te dansen. Mannetje en
vrouwtje bouwen op een conifeertak een komvormig
nest dat bekleed wordt met mos, dennennaalden en
grassen. Terwijl het vrouwtje de eieren
uitbroedt, brengt het mannetje haar eten, maar
zodra de eieren zijn uitgekomen is het de taak
van beide ouders om de jongen te voeren.
Het succes van de pestvogel hangt af van de
beschikbaarheid van bessen. Goede fruitjaren
verhogen het aantal jongen dat overleeft en
zorgen voor een populatie-explosie. Ongeveer
eens in de tien jaar mislukt de oogst, waardoor
de pestvogels gedwongen worden om massaal naar
het zuiden te trekken.
|