Rubriek :
Historische figuren
Pontius Pilatus
Pontius Pilatus,
Romeins stadhouder (procurator) over Judea van 26 tot 36 n.C.,
tijdens wiens bewind Jezus tot de kruisdood is veroordeeld.
Buiten de evangeli�n vindt men berichten over hem bij de joodse
schrijvers Philo (Legatio ad Gaium, 38) en Josephus Flavius (De
Bello Judaico, 2, 9, 2-4; Antiquitates Iudaicae, 18), daarnaast
in een in 1961 te Caesarea gevonden Latijnse inscriptie.
In de bij Philo geciteerde brief van Agrippa I aan dekeizer
wordt over zijn karakter zeer ongunstig geoordeeld; er wordt
gesproken over niets ontziende hardheid, omkoopbaarheid,
gewelddaden, roofzucht, voortdurende terechtstellingen zonder
vonnissen, wreedheden, enz. Uit Philo en Josephus is een viertal
incidenten bekend die dit beeld bevestigen en die bovendien
wijzen op een provocerende houding van Pilatus tegenover de
joodse bevolking. Klachten over zijn optreden brachten hem in 36
n.C. ten val.
Pilatus speelde een hoofdrol in het proces tegen Jezus. Alle
vier de evangelisten verhalen hoe Jezus, na het verhoor door de
joodse raad, voor Pilatus verscheen. Zij vermelden hoe deze
aarzelde, Jezus als onschuldig zag en Hem trachtte vrij te
krijgen. Toen hij werkelijk niet anders kon, vonniste hij Jezus
(op grond van een politieke aanklacht: 'koning der joden') naar
de wil van de joodse leiders en de menigte. Hij gaf echter
nadrukkelijk aan dat z�j schuldig waren en niet h�j; hij waste
zich de handen (Matt. 27:24).
Het is waarschijnlijk dat de typering van Pilatus in de
beschrijving van de evangelisten, die duidelijk afwijkt van die
bij Josephus en Philo, door verschillende motieven wordt
bepaald. Zo is het begrijpelijk dat de eerste christenen er
behoefte aan voelden om nadrukkelijk aan te geven dat hun Heer
ten onrechte was veroordeeld; Pilatus' uitspraken tonen de
onschuld van Jezus aan (o.a. Joh. 18:38; 19:4, 6). Voorts leggen
de evangelisten (vooral Matte�s en Johannes) in toenemende mate
nadruk op de joodse schuld aan de dood van Jezus; ten slotte wil
vooral Lucas aantonen dat de christenen niet staatsgevaarlijk
zijn: in het Lucasevangelie betuigt de Romeinse gezagsdrager
Pilatus tot driemaal toe de onschuld van Jezus (23:2-4, 14-15,
22).
Het lijkt aannemelijk dat er een vertekening van de gang van
zaken heeft plaatsgevonden en dat het aandeel van Pilatus in het
proces tegen Jezus groter was dan uit de beschrijvingen van de
evangelisten zou kunnen blijken.
In latere literatuur vindt men veel stof van legendarisch
karakter over Pilatus. Justinus Martyr (Apol. I, 35, 9 en I, 48,
3), Tertullianus (Apol.21:24) en Eusebius spreken over een
ambtelijk rapport dat Pilatus over het gebeuren aan keizer
Tiberius zou hebben gezonden. Dergelijke berichten hebben
aanleiding gegeven tot het ontstaan van de Acta (of Gesta)
Pilati, waarin dit verslag geboden wordt (dit geschrift wordt
ook wel Evangelie van Nikodemus genoemd, waarvan het het eerste
gedeelte vormt).
Over zijn dood zijn allerlei legenden ontstaan. Volgens sommige
gegevens zou hij zelfmoord hebben gepleegd, volgens andere zou
hij zijn terechtgesteld (door Nero of Tiberius). Enkele
tradities laten hem als christen sterven. Zijn vrouw, die hem
volgens Matt. 27:19 naar aanleiding van een droom waarschuwde
niets tegen Jezus te ondernemen, heet in de legenden Procla of
Claudia Procula en is daar een christin. In de Grieks-orthodoxe
kerk wordt zij als heilige vereerd.