Poolvos
Groep : op het land levende
zoogdieren
De
weelderige, witte vacht van de poolvos wordt in
de winter tweemaal zo lang en biedt betere
isolatie dan de vacht van welk ander zoogdier
ook. Kleine oren, een korte snuit en behaarde
voetzolen verminderen het warmteverlies. De
poolvos kent twee kleurtypen of fases : in de
winter wordt de dikke, bruine vacht van het ene
type sneeuwwit, terwijl die van het andere type
licht grijsbruin wordt met een zweem van blauw.
Beide kleurtypen kunnen in ��n worp voorkomen.
In de zomer werpt een stel poolvossen zes tot
tien jongen. Beide ouders, en soms ook andere
vrouwtjes, zorgen voor de jongen. Ze worden
gespeend tot ze ongeveer negen weken oud zijn en
verlaten het nest als ze vijftien weken oud
zijn. Zo lang de jongen in het nest zijn, eet de
poolvosfamilie zo'n vierduizend lemmingen.
Hoeveel poolvossen er zijn, hangt erg af van de
beschikbaarheid van hun favoriete prooi en kan
daardoor sterk vari�ren.
Poolvossen leggen op zoek naar voedsel enorme
afstanden af, sommige meer dan 2300 km per jaar.
Ze vormen paren voor het leven en delen in de
paartijd een territorium met andere paren.
Meestal maken ze een hol op een beschutte,
vorstvrije plek of tussen rotsen. Deze holen
zijn ingewikkeld van opzet en kunnen wel 250
ingangen hebben. Sommige zijn al driehonderd
jaar in gebruik. Ze gebruiken het hol om te
schuilen bij slecht weer, om voedseloverschotten
op te slaan, om de jongen te beschermen en om
aan roofdieren te ontsnappen. Ze overwinteren
niet. Als het erg koud is, graaft de poolvos
zich in en rolt hij zijn staart om de poten voor
de warmte.
Hoewel er op hem wordt gejaagd vanwege zijn
warme pels, gaat het in het grootste deel van
zijn verspreidingsgebied goed met de poolvos. De
ondersoort die enkel op het eiland Mednyi in het
oosten van Aziatisch Rusland voorkomt, werd
gereduceerd tot ongeveer negentig dieren nadat
honden via teken schurft hadden overgebracht.
Sinds 1983 worden medicijnen tegen parasieten
gegeven, in een poging de teek uit te roeien. De
poolvos is beschermd in Noorwegen, Zweden en
Finland.
Poolvossen jagen op lemmingen, veldmuizen en
andere kleine zoogdieren. Ze vangen ook krabben
en vissen aan het strand, net als zeevogels en
hun eieren. Aas vormt een belangrijk onderdeel
van hun voedsel, en ze volgen ijsberen om zich
te goed te doen aan de resten van hun
zeehondenvangsten. Poolvossen eten ook bessen.
In tijden van overvloed slaan ze overtollig
vlees op in hun holen om als wintervoorraad te
dienen.
|