De
potto
Orde
: Primaten - familie : Lorisidae - geslacht :
Perodicticus en soort : Perodicticus Potto.
Hoewel de potto het enige lid is van zijn soort,
heeft hij verschillende naaste familieleden in
de Lorisdae-familie. Hiertoe behoort onder
andere de slanke lori.
Met zijn grote, sterke vingers en tenen kan de
potto urenlang of zelfs dagen na elkaar in hoge
takken hangen. In tegenstelling tot veel van
zijn naaste verwanten, kan deze nachtelijke
primaat niet van tak naar tak springen of prooi
achterna zitten wanneer hij foerageert. Maar
omdat hij zich heel stil kan houden, kunnen
roofdieren hem moeilijk vinden.
Deze ongrijpbare primaat brengt het grootste
deel van zijn tijd door in de bomen van
Afrikaanse bossen. Zijn handen en voeten zijn
aangepast aan het klimmen en hebben een ruime
bloedtoevoer die het dier in staat stelt om zich
lange periodes vast te grijpen zonder zijn
spieren te vermoeien. Normaal gesproken
solitair, verdedigt iedere potto zijn kleine
leefgebied. Overdag slaapt hij in holle bomen of
op takken, uit bescherming opgekruld tot een
compact balletje. 's Nachts beweegt de potto
zich langzaam door het bos.
Na een draagtijd van zes tot zeven maanden werpt
het vrouwtje ��n jong. De pasgeborene is goed
ontwikkeld en houdt zich de eerste paar dagen
van zijn leven vast aan zijn moeders buik.
Daarna laat ze haar jong zich vastgrijpen aan
een tak in de dikke beplanting terwijl ze eten
gaat zoeken. Op de terugweg pikt ze haar jong op
en voedt het voordat ze gaat slapen. Met drie
tot vier maanden begint het jong zijn moeder te
volgen als ze eten gaat zoeken. Met zes maanden
verlaat een mannelijk jong zijn moeder, maar een
vrouwtje blijft in haar buurt totdat ze minstens
acht maanden oud is.
Hoewel de potto vooral ongewervelde dieren eet,
is hij te langzaam om snelle insecten te vangen
wanneer hij 's nachts naar buiten komt om te
eten. In plaats daarvan spoort hij stinkende of
gevaarlijke prooi op, zoals stekelige rupsen,
mieren met chemische afweermechanismen, giftige
duizendpoten en schadelijke torren. Omdat de
meeste roofdieren deze dieren niet lusten, heeft
deze slimme primaat de beschikking over meer dan
genoeg voedsel. Gebruikmakend van zijn goed
ontwikkelde en vlugge handen, grijpt de potto
een ongewerveld dier bij de kop, wrijft het
tussen de palmen om eventuele haren te
verwijderen en eet het op. Als de gelegenheid
zich voordoet, vult hij zijn menu aan met fruit,
boomgom dat hij los maakt door aan de boombast
te bijten, en af en toe een klein gewerveld dier
zoals een vogels of vleermuis.
De potto heeft verschillende
verdedigingsmechanismen. Hij kruipt zeer
langzaam voort, bijna zonder lawaai te maken.
Als hij een geluid hoort, stopt hij onmiddellijk
met bewegen en drukt zich bewegingsloos tegen de
grond om ongezien te blijven totdat het
potenti�le gevaar geweken is. De bruine vacht
van het dier past uitstekend bij de omliggende
bladeren.
|