Rubriek :
Historische figuren
Protagoras van Abdera
Protagoras van
Abdera (Abdera, in Thraci�, ca. 490 - ca. 420 v.C.), de vroegste
en grootste van de Griekse sofisten, bereisde Griekenland, was
veelvuldig in Athene, waar hij bevriend was met Pericles (die
hem opdroeg wetten voor de stad Thurii te maken) en bezocht ook
Sicili�. Hij moest waarschijnlijk ca. 420 v.C. Athene verlaten
als gevolg van een aanklacht wegens godslastering; kort daarop
heet hij op zee te zijn omgekomen.
Beroemd is Protagoras nog altijd om zijn homo mensura-theorie,
waarmee zijn werk Al�theia (= Waarheid) opende: 'de mens is de
maat van alle dingen, van wat is dat het is, van wat niet is dat
het niet is'. 'Mens' staat hier voor de individuele mens,
waarbij overigens deze individualiteit kenmerkend is voor alle
mensen; er is geen absolute waarheid of zekerheid, omdat alles
is zoals het je voorkomt.
Protagoras voerde dit relativisme echter niet tot zijn uiterste
consequentie: hij nam waarschijnlijk aan dat, hoewel het ��n
even waar of juist is als het ander, er toch een verschil is in
zoverre het ��n functioneler of voordeliger is dan het ander. In
ieder geval verwierf hij zich zowel faam als rijkdom door
ge�nteresseerden te onderwijzen in de aret�, dwz. in het
vermogen iets goed te doen (althans beter dan een ander), c.q.
ergens in uit te blinken.
Zijn onderwijs was met name gericht op het bevorderen van de
maatschappelijk-politieke aret�; derhalve bracht hij zijn
pupillen bij hoe voor de rechtbank of in de volksvergadering het
woord te voeren. Onderdeel van deze training was, dat zij
leerden zowel het pro als het contra van ieder willekeurig
standpunt overtuigend te verdedigen.
Voorbeelden van dergelijke betogen schijnen in het werk getiteld
Antilogiai (= Tegengestelde vertogen) door hem te zijn
verzameld. In een werk Peri t�s en archei katastaseoos (= Hoe
het in den beginne met de mensen gesteld was), waaruit Plato in
de dialoog Protagoras hem de hoofdzaken laat ten beste geven,
schijnt hij betoogd te hebben dat een samenleving zonder recht
en wederkerig respect onmogelijk is, en dat de natuurlijke
selectie alleen die mensen heeft overgelaten die (althans tot op
zekere hoogte) daaraan deelhebben; misdadigers moeten daarom
worden uitgeroeid.
Hieruit blijkt wel dat Protagoras' relativisme geen immoralisme
inhield. Plato schildert hem met waardering, ook in de dialoog
Theaetetus, waar de homo-mensura-theorie kritisch besproken
wordt en tot haar uiterste consequenties wordt gevoerd.
Wat betreft de goden, was Protagoras agnosticus: hij verklaarde
niet te weten of ze al dan niet bestonden. In het kader van zijn
retorisch onderwijs heeft hij een analyse van bepaalde
hoofdbestanddelen van de taal opgesteld; ook beoefende hij in
dat raam de exegese en kritiek van de dichters.