Rubriek : De
mens - algemeen
De opkomst van Pruisen
De keurvorst van
Brandenburg, Frederik III (1657-1713), mocht zich in 1701 koning
van Pruisen noemen. Deze titel kreeg hij van de Oostenrijkse
keizer Leopold I ten geschenke, omdat Frederik III beloofd had
in de Spaanse Successie-oorlog de zijde van de keizer te zullen
kiezen. Zo werd hij als koning van Pruisen Frederik I. De naam
Brandenburg verdween, want van Brandenburg was hij slechts
keurvorst. Zijn zoon Frederik Willem I (1713-1740) voerde een
wat wisselvallige buitenlandse politiek. Nu eens loot hij met de
��n en dan weer met de ander een bondgenootschap. Dat leverde
hem uiteindelijk Voor-Pommeren met de stad Stettin en enkele
eilanden in de Oostzee op. Een oorlogszuchtige politiek voerde
hij echter niet. Dat is des te verwonderlijker omdat hij een
merkwaardige, allesoverheersende belangstelling had voor zijn
leger. Hoewel hij voor zichzelf zeer zuinig was, op het gierige
af, telde zijn leger maar liefst 80.000 man. Dat was evenveel
als ruim dertig procent van de hele bevolking van zijn staat.
Hij bracht belangrijke hervormingen tot stand op het gebied van
de financi�n en het bestuur, maar ook deze hadden slechts tot
doel zijn grote leger in stand te kunnen houden.
De adel werd in het hele stelsel opgenomen. Aldus werden door
Frederik Willem I (zie foto) de grondslagen voor de
Pruisische militaire staat gelegd.
De bezetenheid van de Pruisische koning voor zijn leger kwam
goed tot uiting in zijn voorliefde voor zeer lange mannen voor
zijn lijfgarde. Niemand beneden de 1,80 meter werd hierbij
ingedeeld. Het was niet eenvoudig zoveel lange mannen bijeen te
krijgen. Er waren mensen die speciaal werden belast met het
opsporen van zulke kerels, zowel in het binnen- als in het
buitenland. De uniformen van deze garde waren ook zeer fraai :
blauw met rode omslagen en rode kragen. De kleur van de vesten
en de broeken was geel, terwijl de slobkousen wit waren. De
uniformen van de officieren van de garde schitterden bovendien
van het gouden en zilveren borduursel.
Frederik Willem I kon met zijn zoon Frederik, de latere koning
Frederik II de Grote, maar slecht opschieten. De koning
was ruw en streng. Kroonprins Frederik leerde al jong Frans
spreken en schrijven, omdat het Frans de gebruikelijke hoftaal
was. Twee hofpredikers onderwezen hem in het geloof. In de hele
opvoeding deed zich echter altijd de vader gelden, die
voorschreef wat er wel en wat niet moest geleerd worden. Van
zijn leraar Frans leerde prins Frederik de Franse letterkunde,
kleding en levenswijze. Frederik was fijngevoelig en kunstzinnig
en eigenlijk in ieder opzicht de tegenpool van zijn vader.
De laatste vernederde zijn zoon zo langdurig en zo diep, dat
kroonprins Frederik besloot naar het buitenland te vluchten. Het
plan lekte echter uit en toen werd de prins verder als een
gevangene behandeld. Pas na geruime tijd werd de verhouding
tussen de vader en de zoon iets beter. Toch moet het voor velen
aan het hof en niet het minst voor de kroonprins zelf een ware
opluchting zijn geweest, toen de oude 'koning-sergeant' in 1740
voorgoed de ogen sloot.
Na zijn troonsbestijging gedroeg Frederik II zich uiterst
gematigd. Hij nam geen wraak op zijn vroegere vijanden.
Misstanden ging hij verbeteren, maar hij deed het niet
overhaast. Zijn officieren vreesden dat hij het leger drastisch
zou inkrimpen, maar dat viel tot hun verbazing enorm mee. De
nieuwe koning had grootse plannen en daarbij kon hij een groot
leger heel goed gebruiken. Alleen de kostbare, maar nutteloze
garde van reuzen ontbond hij. De leden ervan maakte hij voor een
deel tot zijn bedienden en verder deelde hij hen in bij andere
regimenten. Het leger kon hij al zeer spoedig gebruiken en wel
tegen Oostenrijk. Keizer Karel VI (1711-1740), de laatste
Habsburger in mannelijke lijn, wilde dat zijn erflanden bijeen
zouden blijven. Omdat hij geen zonen had, wilde hij dat zijn
dochter Maria Theresia hem zou opvolgen. Van de omringende
staten kocht hij de erkenning van de Pragmatieke Sanctie,
waarbij de opvolging door Maria Theresia werd vastgelegd. Het
bleek vergeefse moeite, want na Karels dood begon Frederik II
van Pruisen al vrijwel direct de strijd. Hij bezette Silezi�,
waarop zijn familie, het huis Hohenzollern, recht zou hebben.
Maria Theresia legde zich hier niet zomaar bij neer. De
Pruisische koning behield echter wat hij veroverd had en Maria
Theresia bleef daarover wrokken.
Intussen begonnen ook andere landen zich met de strijd te
bemoeien, onder andere Frankrijk. Frankrijk wilde de
vernietiging van de oude erfvijand Oostenrijk. Zo ontstond de
Oostenrijkse Successie-oorlog (1741-1748), waarbij Engeland
en de Republiek der Nederlanden aan de kant van Oostenrijk
stonden (stadhouder Willem III was tevens koning van Engeland).
De geduchte macht die Pruisen bleek te kunnen ontplooien,
verontrustte toch wel andere staten, zoals Rusland en Zweden,
die zich dan ook tegen Pruisen keerden. Maar ook Frankrijk
toonde zich bezorgd. Er vond een totale ommekeer van de
bondgenootschappen plaats. Engeland verbond zich met Pruisen.
Frankrijk ging samen met Oostenrijk. Pruisen kreeg het in de
Zevenjarige Oorlog (1756-1763) zwaar te verduren.
Frederik II had geen rust meer. Altijd was hij op mars, altijd
was hij onderweg, altijd moest hij op zijn hoede zijn. Maar hij
bleek een voortreffelijk veldheer te zijn. Hij behaalde fraaie
overwinningen bij Rossbach en bij Leuthen, beide in 1757. Twee
jaar later echter leed hij bij Kunersdorff een zware nederlaag.
Zijn einde leek nabij. Maar er gebeurde een wonder. De Russische
tsarina Elizabeth overleed en haar opvolger Peter III was een
groot bewonderaar van Frederik II. De nieuwe tsaar sloot in 1762
vrede en Pruisen was gered. Een jaar later (1763) kwam de Vrede
van Hubertusburg tot stand. Pruisen behield Silezi�; Frederik II
werd beloond voor zijn koppig volhouden. Het betekende ook, dat
Pruisen voortaan tot de grote mogendheden van Europa gerekend
kon worden.