Rubriek :
Historische figuren
Publius Hadrianus
Hadrianus, Publius
Aelius (Italica, bij Sevilla, 24 jan. 76 - Baiae 10 juli 138),
Romeins keizer van 117 tot 138, werd sinds 85 te Rome opgevoed,
ten huize van zijn verre verwant en voogd, de latere keizer
Trajanus, wiens achternicht Sabina hij huwde. Hij maakte
carri�re in het leger, onderscheidde zich in de Eerste en Tweede
Dacische Oorlog (101-106) en diende in de Parthische Oorlog
(114-117) in de staf van keizer Trajanus. Na diens dood in
Cilicia (117) werd officieel bekendgemaakt dat hij Hadrianus,
die hetzelfde jaar nog tot stadhouder van Syri� was benoemd, op
het laatst als zoon en opvolger geadopteerd had. Mogelijk was
dit een manoeuvre van keizerin Plotina, die Hadrianus steeds had
begunstigd; in elk geval werd deze door legers en Senaat als
zodanig erkend.
Wegens de financi�le overbelasting door de oorlog en de joodse
opstanden (115-117) in Egypte en Mesopotami� gaf hij Trajanus'
veroveringspolitiek in het oosten en daarmee de reeds
geannexeerde provincies Assyria, Mesopotamia en Armenia op.
Tevens verving hij Trajanus' generaals en liet, onderweg naar
Rome, een aantal van dezen, wie dit alles niet zinde, op
beschuldiging van samenzwering doden (118). Zijn verhouding tot
de Senaat, hierdoor al gespannen, verslechterde nog doordat hij
een staf van vaste keizerlijke beambten begon te vormen, onder
wie veel juristen uit de stand van de equites ( 'geldadel'). Tot
hen behoorde de rechtsgeleerde Publius Salvius Julianus, aan wie
hij de definitieve redactie toevertrouwde van de pretorische
jurisdictie-edicten: het Edictum perpetuum, dat voortaan als
grondslag voor de rechtspraak gold. Ook het Consilium principis
(adviserende staatsraad) speelde een steeds grotere rol.
Daar Hadrianus overal persoonlijk het militaire apparaat wilde
inspecteren en de toestanden in de provincie leren kennen,
reisde hij sinds 121 het gehele Romeinse Rijk door. In Britannia
liet hij van 122 tot 128 tegen de Caledoni�rs de 117 km lange,
gedeeltelijk bewaarde Hadrianuswal tussen het huidige Carlisle
en Newcastle bouwen, die als onderdeel van de limes (versterkte
grenslinie van het rijk) tot eind 4de eeuw dienst deed. Als
filhelleen (spottend Graeculus bijgenaamd) vertoefde hij bij
voorkeur in Griekenland, waar hij in Athene de reusachtige
Zeustempel, het Olympieion, voltooide. Ook maakte hij reizen in
Itali� en Sicili�, waar hij de Etna besteeg (126), Judaea, waar
Jeruzalem herbouwd werd door de stichting ter plaatse van een
Romeinse kolonie Aelia Capitolina (135), Egypte, waar hij zijn
geliefde vriend Antino�s verloor (130), en Thraci�, waar hij
Hadrianopolis (Edirne) stichtte (132).
Zijn politiek van gedwongen assimilatie in Palestina lokte de
tweede joodse opstand onder leiding van de pseudo-Messias Simon
Bar-Kochba uit (132-135), die ontaardde in een uitroeiingsoorlog.
Teruggekeerd te Rome, voltooide hij daar zijn Villa Adriana
(lustverblijf en openluchtmuseum) bij Tibur (Tivoli) en begon
met de bouw van zijn grafmonument, het Mausoleum van Hadrianus
(later Castel S. Angelo, Engelenburcht, geheten). In 136 ziek
geworden, adopteerde hij, zelf kinderloos, Lucius Ceionius
Commodus (vader van de latere keizer Lucius Verus) als zoon en
'kroonprins' (caesar); toen deze begin 138 stierf, koos hij als
opvolger Titus Aurelius (sindsdien Aelius) Antoninus (weldra
bijgenaamd Pius), die hem opvolgde.