De
puitaal
De
puitaal of Zoarces viviparus.
Beschrijving
Zeer lange rugvin met eerst 72-85 vertakte
vinstralen, vervolgens vijf tot elf onvertakte
korte vinstralen, dan weer 16-24 vertakte
vinstralen; anaalvin met 80-95, borstvinnen met
16-22 vinstralen en buikvinnen met slechts drie
vinstralen.
Rug en flanken geelbruin, onderzijde grijsbruin;
12-15 schuine donkere vlekken op de rug en
rugvin; op de flanken een rij ronde vlekken.
Borstvinnen met geeloranje randen. Bodemvis met
zeer lange rug- en anaalvin, die beide in de
staartvin overgaan. Vaak is midden in de rugvin
een deel van de vinstralen korter dan de andere
en onvertakt; het aantal onvertakte vinstralen
kan per populatie verschillen, soms zijn ze
zelfs afwezig. Grote borstvinnen.
Puitalen brengen - zoals de soortnaam viviparus
aangeeft - levende jongen ter wereld. Uiterlijk
verschillen mannetje en vrouwtjes nauwelijks van
elkaar, behalve als het vrouwtje zwanger is. De
paring vindt in augustus plaats; de jongen komen
van januari tot maart ter wereld. De eitjes
rijpen tot eind juli, waarna weer inwendige
bevruchting kan plaatsvinden. In oktober zijn de
larven 23 mm lang; ze kunnen uiteindelijk voor
de geboorte een lengte van 58 mm bereiken. Het
aantal jongen kan van 24 tot 105 vari�ren.
Lengte
Maximaal 50 cm.
Verspreiding
Noordoost-Atlantische Oceaan, Noordzee en
Oostzee. Langs onze kust en in onze zeegaten
algemeen.
|