De
reuzenfluitkikker
De
leptodactylus pentadactylus leeft in bos,
dichtbij water en wordt tot twintig cm lang. De
grootste vertegenwoordiger van zijn familie
heeft bijzonder krachtige achterpoten, die in
sommige streken door de mens worden gegeten. Het
mannetje heeft harde doornen op iedere duim en
sterke armspieren, waardoor hij het wijfje
stevig kan vastpakken tijdens de paring. Het
wijfje heeft twee verhoornde knobbels op haar
borst, waartussen de doornen van het mannetje
passen.
In de paartijd worden de zijkanten van de poten
dieporanje of rood. De kikkers paren in het
water; het mannetje omklemt het wijfje, dat een
geleiachtige massa afscheidt die hij tot schuim
opklopt. Dit schuim wordt een nest dat op het
water drijft en waarin de eieren gelegd en
bevrucht worden. Zijn de kikkervisjes
uitgekomen, dan blijven ze binnen de bescherming
van het nest. Ze wriemelen zich pas eruit na de
metamorfose tot volwassen vorm.
|