Rhodocybe gemina, R. truncata
Deze paddestoel is zowel te
herkennen aan het gedrongen vruchtlichaam als
aan de aangename viooltjesgeur van het vlees. De
hoed is vijf tot tien cm breed, vlezig en licht
oker- tot vleeskleurig. De plaatjes staan dicht
opeen, zijn eerst wittig, later licht oker- tot
vleeskleurig. De steel, drie tot zes cm lang en
anderhalve tot 2,5 cm dik, is bovenaan bepoederd
en heeft dezelfde kleur als de plaatjes. Het
vlees is sappig in de hoed, vezelig in de steel
en meestal wittig; de smaak is zacht. Deze
paddestoel komt van juni tot september verspreid
voor in loof- en naaldbossen, van het laagland
tot in het laaggebergte. Het is een uiterst
smakelijke paddestoel.
|