| 
													
														
															Ringhalsslangen
													
													
 De
														ringhalsslang, Diadophis punctatus, is een
														kleine, schuwe soort uit Noord-Amerika. Hoewel
														er een aantal ondersoorten wordt erkend, die
														soms als aparte soorten worden beschouwd, is de
														enige vorm die voor slangenhouders van belang is
														de zuidelijke ringhals of D.p.punctatus, omdat
														de andere niet vaak voorkomen en mogelijk
														lastige voedselvoorkeuren hebben.
 D.p.punctatus wordt ongeveer dertig cm lang en
														is bruin, donkergrijs of zwart van boven en
														feloranje of rood onderaan. Haar naam ontleent
														ze aan een opvallende oranje ring net achter de
														kop. Wanneer ze opgeschrikt wordt, verheft de
														ringhalsslang haar staart en krult deze als een
														kurkentrekker, zodat de heldere kleuring
														zichtbaar wordt. Gevangen dieren worden al snel
														tam en vertonen dit gedrag zelden.
 Ze kunnen gemakkelijk in een klein hok of
														plastic trommel worden gehouden op een bodemlaag
														van fijn gravel of kleikorrels. Een deel bedekt
														u met een ondiepe laag bladeren of vochtig
														veenmos en hierop legt u een stuk platte bast of
														leisteen. Een alternatief kan een met vochtige
														bladeren of mus gevulde verstopdoos zijn. Het
														onderkomen wordt van tijd tot tijd lichtjes
														besproeid zodat er een vochtige, maar niet al te
														natte omgeving ontstaat. Ringhalsslangen eten
														kleine amfibie�n, vooral watersalamanders, en
														andere slangen, maar een dieet van regenwormen
														lijkt in gevangenschap bijzonder goed te
														voldoen. Ze leggen eieren, maar worden in
														gevangenschap niet regelmatig gefokt.
 |