Rode kangoeroe
Groep : op het land levende
zoogdieren
Geen
enkel dier is zo verbonden met de onmetelijke
'rode ruimte' van het Australische binnenland
als de rode kangoeroe, en weinige zijn zo goed
aangepast aan de extreme omstandigheden. Het
dier kan snelheden bereiken van wel vijftig
kilometer per uur, en blijft zo de meeste
roofdieren voor. Deze grootste van alle
buideldieren zwerft rond in groepen van wel tien
tot honderden kangoeroes, die geleid worden door
een dominant mannetje. Als hij rechtop staat is
een volwassen mannetje langer dan de meeste
volwassen mensen.
De rode kangoeroe is een planten- en graseter en
eet meestal tijdens de koele nacht en de vroege
ochtend. Zolang er eten is, blijft de kangoeroe
dicht bij huis. Tijdens droge periodes trekt hij
vaak weg, waarbij hij soms wel tweehonderd
kilometer reist om water te vinden. Kangoeroes
komen vaak samen bij water - zo wijn bij een
bron wel eens meer dan duizend kangoeroes
gezien.
Deze soort heeft een goed ontwikkeld
reukvermogen om de dieren te helpen water te
vinden in hun vaak droge leefgebied. Tijdens
droogteperiodes kunnen rode kangoeroes hun urine
ophouden om water vast te houden. Als de droogte
aanhoudt, produceren mannetjes geen sperma meer
en worden de vrouwtjes niet drachtig. In
dergelijke perioden kunnen kangoeroepopulaties
met meer dan vijftig procent afnemen.
In de middaghitte liggen kangoeroes in de
schaduw van de bomen. Ze hijgen en laten hun
speeksel op hun voorpoten druppen om koel te
blijven. Vaak boksen ze speels met elkaar. De
dieren staan dan rechtop, grijpen elkaar bij de
nek met hun voorpoten en schoppen elkaar met de
achterpoten om. Vechten wordt slechts serieus
als twee mannetjes elkaar uitdagen om te kunnen
bepalen wie de baas wordt van de groep. Zulke
gevechten zijn kortstondig, maar wel hevig. De
kangoeroe is constant op zijn hoede voor
roofdieren zoals dingo's en wanneer hij gevaar
voelt aankomen, stampt hij met zijn poten op de
grond om zijn maatjes te waarschuwen.
Er leven ongeveer twaalf miljoen rode kangoeroes
op de Australische graslanden. In het verleden
hebben veel wildgebieden plaats moeten maken
voor landbouwgrond, wat inbreuk maakte op de
leefgebieden van het dier. Er werd bovendien
veel op kangoeroes gejaagd als maatregel om de
populatie onder controle te houden en om hun
waardevolle huiden en vlees. Vandaag de dag
geniet het dier enige bescherming, om hun
aantallen en de omringende handel te kunnen
handhaven. In sommige gebieden zijn er
programma's voor natuurbehoud opgezet, die
jaarlijks grenzen stellen aan het aantal
kangoeroes dat afgeschoten mag worden.
Als er genoeg te eten is, planten kangoeroes
zich het hele jaar voort. Het jong is bij de
geboorte klein en kaal. Het klautert in moeders
buidel, waar het zich aan een tepel hecht en
zich ongeveer vijf maanden voedt. Als hij zo
groot is dat hij er niet meer in past, stopt hij
alleen nog zijn kop erin om te drinken. De
ontwikkeling van een embryo wordt uitgesteld tot
het vorige jong de buidel voorgoed heeft
verlaten.
|