W ORLD E XPLORER     

Siteoverzicht
Email
Homepage
     

Rubriek : Paddestoelen
 

Rode zwavelkop

Hypholoma sublateritium
Kenmerkend voor deze paddestoel zijn de steenrode hoedhuid, de bij jonge exemplaren op de lichte hoedrand aanwezige resten van de sluier, en de groeiwijze : in bundels op loofhout. De hoed is drie tot acht cm breed, eerst halfbolvormig, later bolrond-plat, betrekkelijk vlezig, glad en droog. Bij jonge exemplaren zijn op de rand de wittige en gelige restanten van de sluier zichtbaar; later is de hoed glad. In het begin zijn de plaatjes bedekt met een dichte sluier. Aanvankelijk zijn ze gelig, langzamerhand kleuren ze olijfbruin en bij oude exemplaren kunnen ze zelfs een paarsrode kleur hebben. De randjes zijn lange tijd met lichte vlokken bezet. De steel, vijf tot twaalf cm lang en vijf tot vijftien mm dik, wordt bij veroudering hol. Het oppervlak van de steel is vezelig, bovenaan gelig, naar beneden toe geelbruin en onderaan bruin tot roestbruin. Het vlees is betrekkelijk dik, hard en wittig tot gelig. Het heeft een onopvallende geur en weinig specifieke, wat bittere smaak; de hoedhuid is altijd bitter.
Deze paddestoel is niet alleen van april tot mei te vinden, maar ook van augustus tot november en zelfs in de winter. Hij groeit op beuken, eiken en berken. Hij komt veelvuldig voor van het laagland tot in het laaggebergte. Gezien de bittere smaak van het vlees is deze paddestoel niet eetbaar.
 

� 2006 - WORLDEXPLORER
Google