Rubriek : De
mens - algemeen
De Roemrijke Revolutie van
het jaar 1688
De
Engelse parlementsleden waren niet onverdeeld geestdriftig over
de vriendschappelijke betrekkingen die Karel II (1660-1685) met
Lodewijk de Veertiende onderhield. De toenadering tot de
rooms-katholieken was hun helemaal een doorn in het oog, daarom
dwong het Engelse parlement de koning in 1673 de 'Test-Act' af.
Deze wet sloot degenen die zich niet aan de voorschriften van de
anglicaanse kerk hieleden, uit van de staatsambten. Om te
voorkomen dat 'lastige' parlementsleden of andere voor de koning
hinderlijke personen zo maar gevangengezet zouden worden, moest
Karel II in 1679 de 'Habeas-Corpus-Act' bekrachtigen. Deze wet
bepaalde dat niemand gevangen genomen mocht worden zonder een
schriftelijk bevel. Daarin moesten de redenen voor de arrestatie
staan. Bovendien was vastgesteld dat de gevangene binnen drie
dagen voorgeleid moest worden.
Op 16 februari 1685 stierf Karel II na een kort ziekbed. De
avond voor zijn dood was hij nog rooms-katholiek geworden. De
naastgerechtigde op de troon was zijn broer Jacobus, maar die
was officieel rooms-katholiek. Er heerste dan ook grote zorg,
zelfs grote verslagenheid onder de protestanten. Het enige
lichtpunt was dat Jacobus' beide dochters, Maria en Anna,
protestant waren opgevoed. Was Jacobus eenmaal overleden, dan
zou er in ieder geval een protestantse vorstin op de Engelse
troon komen.
De intrekking van het Edict van Nantes veroorzaakte ook in
Engeland grote onrust. Parlement en koning stonden lijnrecht
tegenover elkaar. Jacobus II verdaagde het parlement reeds in
1685 en ontbond het zelfs twee jaar later. In hetzelfde jaar
1687 vaardigde hij het Toplerantie-Edict uit, waarbij iedereen
gewetensvrijheid werd gegeven. Tenslotte hief hij alle
bepalingen op die de vrije godsdienstoefening belemmerden van
allen die niet tot de anglicaanse kerk behoorden. En nog hadden
de protestanten niet alles gehad. De koningin raakte in
verwachting en dat betekende dat het Engelse koningshuis
rooms-katholiek zou blijven. Toen besloten de leiders van de
twee grote staatspartijen, prinses Maria te vragen koningin van
Engeland te worden.
Maria was gehuwd met stadhouder Willem III van Oranje, de
kleinzoon van Frederik Hendrik. Ze wilde niet zonder haar
echtgenoot de koninklijke waardigheid aanvaarden. Daarom werd
ook Willem III, die als neef van Jacobus II evenzeer rechten op
de Engelse troon kon laten gelden, uitgenodigd de regering van
Engeland op zich te nemen. Het vorstelijk paar nam de
uitnodiging aan, maar wel moest natuurlijk eerst Jacobus II
verdreven worden. Daartoe had de prins van Oranje de toestemming
en de hulp nodig van zijn Staten-Generaal. Hij stond immers als
opperbevelhebber van de strijdkrachten van de Republiek der
Nederlanden in hun dienst. De stadhouder wees erop hoezeer het
protestantisme in Europa bedreigd werd, zowel door Lodewijk XIV
als door Jacobus II. De Staten-Generaal gaven hun goedkeuring en
daarop trad Willem III met tal van Europese vorsten in
onderhandeling. Met een aantal Duitse vorsten sloot hij een
verbond. De uitgeweken Franse hugenoten steunden hem zoveel
mogelijk. De voorbereidingen voor de vloot en het bijeenbrengen
van het leger bleven in het buitenland natuurlijk niet
onopgemerkt. Lodewijk de Veertiende waarschuwde Jacobus II wat
de stadhouder van plan was, maar de Engelse koning geloofde er
niets van. Pas toen Willem III een proclamatie had uitgevaardigd
waarin hij de houding en het gedrag van de Engelse koning
laakte, begon er iets van de waarheid tot Jacobus II door te
dringen.
In dezelfde proclamatie uitte Willem III het vermoeden dat het
intussen geboren zoontje van Jacobus een ondergeschoven kind
was. Verder zette hij uiteen, dat hij naar Engeland wilde komen
om de weg vrij te maken voor een wettig parlement. Zijn
krijgsmacht zou hij, als het beoogde doel was bereikt, zo snel
mogelijk naar huis zenden. Haastig begon Jacobus II toen
maatregelen ter verdediging te treffen. Zijn kansen stonden niet
slecht, want een vloot van dertig linieschepen ging de kusten
bewaken. Het Engelse leger kon gemakkelijk op een sterkte van
40.000 man gebracht worden. De grote vraag was echter of de
strijdkrachten hem wel trouw zouden blijven.
Op twee november 1688 vertrok de landingsvloot van stadhouder
Willem III, zeshonderd schepen sterk. Korte tijd later kon de
landing ongehinderd plaatsvinden bij Torbay. Het invasieleger
drong bijna zonder tegenstand te ontmoeten diep in het land
door. Het aantal Engelse edelen dat zich bij dit leger aansloot
was in het begin gering. Uiteindelijk werd de onderneming toch
met succes bekroond. Jacobus II vluchtte naar Frankrijk en
Willem en Maria werden koning en koningin van Engeland. Het
vorstelijk paar bekrachtigde eerst de Declaration of Rights
(Verklaring van de Rechten), alvorens ze deze waardigheid
aanvaardden. In deze Verklaring was onder meer opgenomen dat
niemand die rooms-katholiek was of met een rooms-katholiek
getrouwd was, op de Engelse troon mocht zitten. Verder diende
het parlement vrij gekozen te worden en moest het regelmatig
bijeenkomen. Belastingheffing zonder toestemming van het
parlement was niet meer toegestaan. Door de rechten van het
parlement zo duidelijk vast te leggen, kon de vorstelijke macht
in Engeland nooit groot meer worden.
(foto : een wassen beeld van Lodewijk XIV op 68-jarige leeftijd)