Roodbuikslang
De
Storeria occipitomaculata leeft in bossige
heuvels en bergen en moerassen. Hij wordt
twintig tot veertig cm lang.
Van deze soort zijn drie ondersoorten bekend,
die onderling in kleur en rangschikking van de
typische lichte vlekken op de halfs verschillen;
bij de ondersoort uit Florida kunnen de vlekken
samenvloeien tot een halsband. De roodbuikslang
komt van zeeniveau tot een hoogte van 1.700
meter voor. Hij is voornamelijk een nachtdier,
dat jaagt op insecten en kleine ongewervelde
dieren, zoals wormen en naaktslakken. Bij gevaar
kan hij zijn bovenlip dreigend omhoog krullen,
terwijl hij een muskusachtige vloeistof uit zijn
cloaca afscheidt.
Deze slang paart in het voorjaar en in de
herfst. Als voorspel laat het mannetje een reeks
golvingen door zijn lichaam, van de staart naar
de kop, gaan en wrijft hij zijn van
zintuigknobbels voorziene kin over het lichaam
van het wijfje. Hij heeft ook tastknobbels rond
zijn cloaca, die hem schijnen te helpen de goede
houding te vinden. De jongen ontwikkelen zich in
het lichaam van het wijfje; ze worden geheel
klaar geboren en meten zeven tot tien cm.
|