Rubriek :
Dier - algemeen
Roofdieren uit de Indochinese
wouden
Door de rijkdom aan
herten, runderen, apen en halfapen, eekhoorntjes en nog vele
andere kleinere dieren in de tropische wouden van Zuidoost-Azi�,
kunnen vele vleesetende roofdieren er ook een bestaan vinden.
Daaronder zijn vele katachtigen : grote, zoals de panter en de
nevelpanter, en kleinere, zoals de rietkat en de Bengaalse kat
(zie foto). Verder komen voor de Maleise beer, adjaks (wilde
honden), mangoesten en andere civetkatten, waaronder
bijvoorbeeld de zeer kleine witsnuitpalmroller.
Dieren die hoofdzakelijk van insecten leven, zijn ook rijk
vertegenwoordigd. Onder hen zijn vele soorten spitsmuizen, onder
meer de uiterst kleine muskus-spitsmuis, die niet langer is dan
tien tot vijftien cm. Ze maken een eigenaardig hoog geluid. De
Chinezen noemen deze diertjes geldspitsmuizen, omdat het geluid
dat ze maken op het rinkelen van geld lijkt. Dan is er de
Aziatische mol, een verwant van de Europese mol, zonder
uitwendige oren en bijna blind. Met zijn sterk ontwikkelde
klauwen graaft hij naar wormen en insectenlarven.
E�n van de grote roofdieren is de zwarte panter. Hij vormt niet,
zoals wel gedacht wordt, een aparte soort, maar hij verschilt
alleen in kleur van de gewone panter of luipaard. Hij heeft ook
precies dezelfde vlekkentekening, maar die is alleen bij een
bepaalde lichtval te onderscheiden tegen de vrijwel zwarte
ondergrond. De zeer zeldzame, prachtig getekende nevelpanter is
geen nauwe verwant van de panter, hoewel ook hij een goede
klimmer is. Hij ligt, alleen en meestal tijdens de nacht, op een
boomtak op de loer naar prooi, bij voorkeur bij een rivier. Hij
is geelgrijs met grote, lichtgrijze vlekken die naar de randen
toe donkerder worden.
De Aziatische goudkat is ��n van de weinige katten zonder
tekening op het lichaam. Hij is goudbruin en heeft alleen enkele
donkere strepen op zijn lichtgele wangen. Hij is vijftig cm
lang. Zo groot is ook de zeldzame marmerkat, die een gemarmerd
uiterlijk heeft. De vissende kat komt het meest voor in
moerasbossen. Hij leeft van kleine zoogdieren. Er wordt wel
beweerd dat hij met zijn klauw vissen uit het water slaat, maar
dat is nog nooit werkelijk vastgesteld. Wel heeft hij kleine
vliezen tussen zijn tenen. Zeer talrijk in deze streken is de
moeraskat. Hij is niet groter dan een flinke huiskat en jaagt op
vrijwel alles, van een insect tot een niet te groot hert.
Onder de civetkatten - een aparte familie van de roofdieren -
lijkt de gevlekte linsang nog het meest op een kat. Zo heeft hij
intrekbare klauwen en hij maakt jacht door zijn prooi te
besluipen, om hem dan op het juiste ogenblik met een korte
sprong te grijpen. Over het algemeen eten civetkatten
gevarieerder dan katten, en niet uitsluitend vlees. Dat is heel
sterk het geval met de binturong of beermarter, in vele
opzichten een merkwaardig dier. Hij heeft een borstelige vacht -
in de bonthandel zeer gevraagd - en hij is het enige echte
zoogdier (met een volledige placenta, in tegenstelling tot onder
andere de buideldieren) in de Oude Wereld met een echte
grijpstaart. Hij gebruikt die als hij met zijn kop omlaag uit
een boom klimt.
Van de mangoesten of ichneumons - een aparte groep onder de
civetkatten - bevinden zich ook vertegenwoordigers in deze
wouden, waaronder de krabbenetende ichneumon, die leeft van
kreeftachtigen, kikkers en vissen. Veel ichneumons gebruiken
slangen, zelfs zeer grote, als deel van hun gevarieerd menu. Ze
pakken die bliksemsnel achter de kop zodat ze als het ware
verlamd zijn, waarna ze hen kunnen doden. Ze zijn niet, zoals
wel beweerd is, immuun voor slangengif.
De Maleise beer is, met een totale lichaamslengte van ongeveer
��n meter en met een gewicht van nog geen vijftig kg, de
kleinste echte beer ter wereld. Zijn verspreidingsgebied reikt
van Birma tot in Indonesi�. Net als de kraagbeer en de
lippenbeer is hij zwart, met een lichte vlek op de borst. Hij
kan goed klimmen en hij eet veel plantaardig voedsel. Ook eet
hij graag honing, die hij bemachtigd door een bijennest open te
breken, er zijn poot in te steken en die daarna af te likken.
Zijn tweede naam - honingbeer - is verwarrend, omdat de
lippenbeer ook wel honingbeer wordt genoemd.