Rotswallaby
Groep : op het land levende
zoogdieren
De
veertien soorten rotswallaby behoren tot de
buideldierfamilie Macropodidae, wat grote voeten
betekent. De sterke rotswallaby, die zelfs het
meest rotsachtige terrein moeiteloos beklimt, is
goed aangepast aan het leven in het
onherbergzame Australische binnenland, waar
weinig voedsel voorhanden is en de zon
meedogenloos brandt. Dit buideldier leeft in
groepen, gedomineerd door een mannetje dat die
positie verkregen heeft door te vechten.
De rotswallaby leeft in troepen in afgelegen,
rotsachtige gebieden. Het is een teruggetrokken
dier dat zich zelden laat zien. Hij rust overdag
in zijn schuilplaats in een rots of onder een
overhangende steen, veilig voor vijanden en de
hitte van de zon. Aan de uitgesleten paden is te
zien waar al generaties wallaby's dezelfde
schuilplaatsen hebben gebruikt. Soms koestert
een troep zich in de zon in het open landschap,
maar ��n lid van de groep staat dan op wacht.
Bij de minste verstoring van de rust gaat hij
staan en speurt alles af. Als hij gevaar voelt
aankomen, stampt het dier met zijn achterpoten.
De hele troep springt dan onmiddellijk terug
naar de schuilplaats.
Rotswallaby's zijn buideldieren. Ze kunnen zich
voortplanten vanaf hun tweede jaar. Een
volwassen mannetje verspreidt zijn geur op de
vrouwtjes om ze op te eisen als de zijne en
vecht met elke rivaal. De wallaby paart wanneer
regen in aantocht is. Als er dan genoeg gras
voor het vrouwtje is om melk te kunnen
produceren, schenkt ze een maand na de paring
het leven aan een klein embryonaal jong. Is er
te weinig voedsel, dan eet ze het ongeboren
embryo op. Het jong blijft acht maand in de
buidel van de moeder tot hij groot genoeg is
voor het 'echte' leven.
Eeuwenlang had de rotswallaby niemand te vrezen,
behalve de dingo, die hij in het rotsachtige
gebied meestal te snel af is. Af en toe werd er
ook op hem gejaagd door aboriginals. Maar toen
Europeanen zich in Australi� vestigden, werd er
op de meeste soorten gejaagd om hun dikke,
zachte en aantrekkelijke vacht. Vooral de
kleurrijke geelvoetkangoeroe had het zwaar te
verduren. In de jaren tussen 1860 en 1870
voerden de kolonisten Europese vossen in
Victoria in voor de jacht. Deze verspreidden
zich heel snel over Australi� en eisten een
zware tol van de rotswallaby's. Ook voerden
kolonisten konijnen en geiten in, die met de
wallaby's streden om voedsel en territoria.
Als het schemerig wordt, gaat de rotswallaby op
zoek naar voedsel. Hij geeft de voorkeur aan
gras, maar in periodes van droogte eet hij alles
wat hij maar kan vinden aan planten, zoals
bladeren, schors en wortels. Zelfs in goede
tijden groeit er weinig gras in zijn rotsachtige
wereld en moet hij soms ver trekken om genoeg
voedsel te vinden.
|