De
ruitpython of diamantpython
De
ruitpython of Morelia spilotes is een variabele
soort met een groot verspreidingsgebied. De
ondersoort Morelia spilotes spilotes staat
bekend als de diamantpython (zie foto) en wordt
ongeveer drie meter lang. Ze is zwart of
donkergrijs met een tekening van helderwitte
vlekken over haar hele lichaam. Soms vallen deze
vlekken samen en vormen grotere witte plekken of
diamanten.
De vaker voorkomende ondersoort is de
ruitpython, Morelia spilotes variegata. Deze is
ook variabel, met verscheidene herkenbare,
plaatsgebonden rassen. De typische vorm is
donkergrijs met lichtere vlekken op de rug, die
in twee parallelle rijen staan of met elkaar
verbonden zijn. De grondkleur kan ook vari�ren
en is soms roodachtig, bruin of geel.
Exemplaren uit Queensland zijn donkergrijs met
een gele of goudkleurige tekening en staan
bekend als ruitpythons in junglefase, of als
tijger-ruitpythons. Deze laatste vorm is vooral
zeer gewild en levert een hogere prijs op dan de
andere ruitpythons, met uitzondering van de
diamantpython.
De verzorging van deze slangen is hetzelfde en
eigenlijk nogal eenvoudig. Ze leven gedeeltelijk
in de bomen en hebben dus graag een hoog hok met
een stevige tak waar ze kunnen in klimmen. Ze
eten graag knaagdieren en hebben een temperatuur
nodig van 26-30 graden Celsius, die tijdens de
winter verlaagd moet worden, willen ze zich
voortplanten. De vrouwtjes leggen vijftien tot
twintig eieren per legsel, maar er zijn ook
gevallen bekend van vrouwtjes die vijftig of
meer eieren leggen. Als ze de kans krijgen,
bebroeden de vrouwtjes de eieren. De broedtijd
bedraagt ongeveer 60-65 dagen en de jongen zijn
veertig tot vijftig cm lang en slank. Gewoonlijk
hebben ze niet veel dwang nodig om met eten te
beginnen, maar soms is het nodig de eetlust te
stimuleren door muizen te voeren die actief
lijken te zijn, wat inhoudt dat ze in een tang
worden gehouden die voor de ogen van de slang
wordt heen en weer bewogen.
|