W ORLD E XPLORER     

Siteoverzicht
Email
Homepage
     

Rubriek : Paddestoelen
 

Russula amoenolens

Deze paddestoel kenmerkt zich door een geribbelde hoedrand, een wrange smaak en een onaangename camenbertlucht. De hoed is vier tot twaalf cm breed, bolrond tot ruim ingedeukt in het midden, bij vochtig weer plakkerig en glimmend en bij droog weer dof. Hij heeft een donker bruingrijze kleur, die vanuit het midden naar de rand toe lichter wordt. De plaatjes zijn dik, teer en scheiden soms een melksap uit. Eerst zijn ze wittig, daarna worden ze al snel groezelig wit tot aan bruinig toe bij oude vruchtlichamen. De steel, drie tot zeven cm lang en anderhalve tot drie cm dik, is cilindrisch en loopt naar beneden smal tot puntig toe. Hij heeft een harde buitenlaag, die bij jonge exemplaren berijpt is; hij is eerst vol, later hol en sponzig. Meestal is hij grijzig, een enkele keer bruinig en bij oude exemplaren onderaan roestkleurig. Het vlees is aanvankelijk hard en stevig, maar wordt langzamerhand broos; onder de hoedhuid is het grijzig tot bruingrijs.
Deze russula's groeien van juni tot oktober in loof- of naaldbossen, bij voorkeur in eikenbosjes. Ze komen verspreid voor van het laagland tot in de onderste bergregionen. Ze zijn niet eetbaar.
 

� 2006 - WORLDEXPLORER
Google